Argumentatie

H3 en H4 lezen: argumentatie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H3 en H4 lezen: argumentatie

Slide 1 - Diapositive

2 soorten argumentatie
Feitelijke argumentatie

Waarderende argumentatie

Slide 2 - Diapositive

Sleep het argument. Bepaal of het een feitelijk argument is of een waardererend argument.
feitelijk
waarderend
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen.
Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets,
lijkt het me verstandig scooters te verbieden.

Slide 3 - Question de remorquage


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.



Een standpunt herken je aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 4 - Diapositive

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Nevenschikkende argumentatie
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Diapositive

 1. enkelvoudige argumentatie 
Je onderbouwt je standpunt met één argument.

Slide 6 - Diapositive

2. meervoudige argumentatie
Je gebruikt meer dan één argument. Alle argumenten zijn los van elkaar sterk genoeg. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.


Slide 7 - Diapositive

3. nevenschikkende argumentatie 
Twee deelargumenten ondersteunen elkaar: de argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je argumentatie niet meer.

Slide 8 - Diapositive

4. onderschikkende argumentatie 
Je ondersteunt een argument met een ander argument.


Slide 9 - Diapositive


Dit is een complexe argumentatie

Slide 10 - Diapositive

Overzicht argumentatie

Slide 11 - Diapositive

Teken de argumentatie uit
Volgens mij is zij geschikt voor deze functie. Immers, ze heeft de benodigde opleiding, ze heeft minstens vijf jaar relevante werkervaring en ze beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden.

Slide 12 - Diapositive

Nevenschikkende argumentatie

Slide 13 - Diapositive

Teken de argumentatie uit
Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft vijf jaar relevante werkervaring. Hiervoor werkte hij immers in dezelfde functie bij Cinema Opera.

Slide 14 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Diapositive

Teken de argumentatie uit
De woningbouwvereniging is van mening dat de heer Jansen uit zijn woning moet worden gezet. Hij veroorzaakt namelijk regelmatig overmatig geluidsoverlast voor zijn buren.

Slide 16 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie

Slide 17 - Diapositive

Teken de argumentatie uit
Het schrijven van een scriptie is om verschillende redenen een nuttige afstudeeropdracht. Ten eerste laten studenten ermee zien wat ze kunnen.  Ten tweede oefenen ze hun schrijfvaardigheid. Ten derde tonen ze ermee aan dat ze in staat zijn een werkstuk te produceren dat voldoet aan de eisen en conventies die gelden in de academische communicatieve gemeenschap.

Slide 18 - Diapositive

Meervoudige argumentatie

Slide 19 - Diapositive

Nu maken
H3 Lezen: Argumentatie (1)
opdracht 1


timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      


Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandcrème en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 21 - Diapositive

Opdracht bij filmpje
Wat is zijn standpunt?
Welke argumenten geeft hij?
Zijn dit feitelijke argumenten of waarderende argumenten?
Geeft hij ook tegenargumenten? En hoe weerlegt hij deze?

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

havo 3 opdr. 2

Slide 24 - Diapositive

vwo 3 opdr. 2

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive