Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Grammatica
Woordsoorten
Zelfstandige naamwoorden
Lidwoorden
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Diapositive
Doelen
Je weet wat een zelfstandig naamwoord is
Je weet wat een lidwoord is
Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is
Je weet hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft
Slide 2 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden (zn)
Zelfstandige naamwoorden zijn:
mensen
dieren
dingen
planten
namen (van mensen, bedrijven, steden, landen)
Slide 3 - Diapositive
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 1 (zn)
De meeste zelfstandige naamwoorden kun je aanraken, ze zijn tastbaar, zoals een tafel, een schuur, een telefoon, een fietsje en een schommel.
Er zijn ook niet-tastbare zelfstandig naamwoorden, zoals boosheid, vrolijkheid, angst, honger en liefde. Maar ook dingen die niet bestaan, zoals een elfje of Zweinstein.
Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld Nikky, Tieme, Wolvega of Amsterdam.
Voor zelfstandige naamwoorden kun je meestal een lidwoord zetten: de, het of een.
Slide 4 - Diapositive
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 2 (zn)
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud, zoals boom en bomen.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen enkelvoud, zoals hersenen. Andere zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud, zoals sneeuw en rijst.
Zelfstandige naamwoorden kun je vaak verkleinen; boom en boompje.
Slide 5 - Diapositive
Vraag
Welke lidwoorden ken je?
Slide 6 - Diapositive
Lidwoord (lw)
3 lidwoorden
De, het, een
Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.
Weet iemand hoe je dat woord noemt?
Slide 7 - Diapositive
Lidwoord
Bepaald of onbepaald?
Bepaald: de, het
Onbepaald: een
Bepaald of onbepaald?
Bepaald: de, het
(je weet over wat of welke het gaat)
Onbepaald: een
(je weet niet over wat of welke het gaat)
Vergelijk:
De jongen zit op de stoel / Een jongen zit op de stoel.
Slide 8 - Diapositive
Let op!
Het woord 'het' is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort!
Het is koud buiten. Het is al vijf uur geweest.
Slide 9 - Diapositive
Vraag
Noem 3 zelfstandige naamwoorden + het lidwoord
Slide 10 - Diapositive
Benoem de lidwoorden:
1. Het meisje geeft de vogel een koekje.
2. Het lesrooster van de leerling ziet er goed uit.
3. Wat is het koud buiten!
Slide 11 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).
Het Linde College is een leuke school.
Die grappige Ivar weet het altijd beter.
Een bijvoeglijk naamwoord kan ook achter een zelfstandig naamwoord staan:
Ons vakantiehuis isprachtig!
Slide 12 - Diapositive
Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
Kort:
Na het lidwoord 'een' als het woord een het-woord is
Een groot vakantiehuis / Een mooi gerecht
Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat
Die scholier is fantastisch / Het huis is schitterend
Lang:
Na de lidwoorden 'de' en 'het'
De grote jongen / Het mooie gerecht
Na het lidwoord 'een' als het woord een de-woord is
Een leuke vriendin / Een fantastische show
Stof en materialen + en!
Het gouden boekje / De wollen trui
Slide 13 - Diapositive
Aan de slag!
Grammatica
B. Zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord
Lees theorie HB blz. 160/161
Maak opdracht 5 OB blz. 94/95
Morgen: opdracht 6 t/m 10 OB blz. 94/95
Slide 14 - Diapositive
Oefenen
Artikel
Onderstreep of arceer in de tekst alle lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
timer
10:00
Slide 15 - Diapositive
Deel 2
Bijvoeglijk naamwoord
Trappen van vergelijking
Als of dan?
Slide 16 - Diapositive
De trappen van vergelijking
Bijvoeglijke naamwoorden komen voor als:
Stellende trap Groot Hoog Mooi
Vergrotende trapGroter Hoger Mooier
Overtreffende trapGrootst Hoogst Mooist
Soms veranderen een paar letters: lief, liever, liefst
Soms verandert het hele woord: goed, beter, best
Slide 17 - Diapositive
Maak nu oefening 1 t/m 3 op pagina 166.
Je krijgt 10 minuten de tijd en daarna gaan we samen nakijken.