EHBO - Shock en Reanimatie

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SDVMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les van vandaag

  • Praktijktoets inzien
  • Theorie reanimatie
  • Praktijk reanimatie
  •  Vooruitblik les woensdag

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem 5 punten die jij doorgeeft bij het bellen van 112

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De

methode staat voor
ABC
A
Ademhaling - Bloed - Circulatie
B
Ademhaling- bewustzijn- Circulatie
C
Aandacht - Bewustzijn - concentratie
D
Aandacht - Bloedcirculatie - Concentratie

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vitale functies controleren +
A B C
Bloedsomloop = Rondbrengen van zuurstof
Waarom en wanneer gebruik je deze methode: 
  • Wanneer het slachtoffer bewusteloos is . 
  • Om te weten hoe het met de vitale functies van het slachtoffer is. 
waar zorgen de vitale functies voor: 
Hart = Rondpompen van bloed + zuurstof
Longen = Zuurstof opnemen
Hersenen = Aansturen van het lichaam 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reanimeren & AED
Doel: Kunstmatig overnemen van de ademhaling en de bloedsomloop wanneer er geen circulatie van het bloed is. 

Waarom moet ik reanimeren? 
  • Bloed rond pompen
  • Zuurstof toevoegen aan de longen
  • (AED) Activeren van het hart 
waarom reanimeer ik?
Zodra jij begint met ranimeren neem jij tijdelijk de werking van de vitale functies over. 
Compressies op de borst = hart laten kloppen zodat het bloed rond wordt gepomt.
Beademen = Luct toevoegen aan de longen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste combinatie bij
borstcompressie en beademingen
A
30 compressies 5 beademingen
B
2 beademingen 30 compressies 5 beademingen
C
20 compressies 2 beademingen
D
30 compressies 2 beademingen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moet de

Goed worden uitgevoerd
Kin-lift 

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Plaats de elektroden op de juiste plaats

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarop mag je de elektrode van de AED
niet plakken?
Noem twee plekken.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer iemand bewusteloos op de grond ligt dan...
A
... voor je de chinlift uit
B
... bel je 112
C
... voer je de ABC uit
D
... begin je met reanimatie

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na hoeveel tijd zonder reanimatie wordt de overlevingskans heel snel veel kleiner?
A
1 minuut
B
2 minuten
C
4 minuten
D
6 minuten

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een reanimatie bestaat uit:
A
Borstcompressies
B
Rugslagen
C
Borscompressies en mond op mond beandemen
D
Mond op mond beademen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN rede om een reanimatie te stoppen?
A
Het slachtoffer geeft duidelijke tekenen van leven.
B
Je denkt dat het geen zin meer heeft.
C
Je bent volledig uitgeput.
D
Het ambulancepersoneel zegt dat je kan stoppen.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn redenen voor een reanimatie?
A
Verslikking/verstikking
B
Hartinfarct
C
Hartritmestoornis
D
Alle antwoorden

Slide 19 - Quiz

Andere oorzaken: lage bloeddruk, onderkoeling, klaplong, longembolie.
Wat is reanimatie?
A
Opheffen van hartstilstand
B
Overnemen van pompfunctie van hart
C
Zuurstoftransport opgang houden
D
Combinatie van hartmassage en beademen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moet je een reanimatie slachtoffer beademen?
A
Koolstofdioxide toevoegen
B
zuurstof toevoegen
C
het hart weer laten laten pompen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is een reanimatie gestart en jij haalt de AED, dan:
A
Sluit je de AED aan en je maatje stopt tijdelijk met reanimeren
B
Sluit je de AED aan en je maatje stopt niet met reanimeren
C
Sluit je de AED aan en doe je verder beide niets
D
Wacht je tot je maatje klaar is met reanimeren en sluit je de AED aan

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions