les 10 - okt 11

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen

Freitag 11. Oktober

Mittwoch 4. September

Das Programm

1. Lernziel

2. Wörter

3. fertig machen Strip

4. Check Check Doppel Check

- - vraagwoorden in een stripverhaal gebruiken.

Beschreibe dein Tier

Lernen: Wörter Lektion 1 + 2 + 3 + 4 (S.53)

der Wellensittich

1. de cavia
2. de hond
3. de parkiet
4. de schildpad

klar

1. heel
2. kort
3. dat
4. duidelijk

ganz

1. heel
2. duidelijk
3. kort
4. of

anfangen

1. op televisie
2. zoals
3. stom
4. beginnen

im Fernsehen

1. zoals
2. op televisie
3. de entree
4. stom

FRAGEWÖRTER

wie

was

wer

woher

wo

wohin

wann

wie

hoe

waar

wat

waarheen

wanneer

waar vandaan

Fragewörter

wie=eigenschap/naam/leeftijd, etc. 

wo= plek

wer = persoon/dier

was = ding

wann=datum/tijd

woher= herkomst

wohin= een richting (bijv. naar een land/plek)

Aufgaben machen 

Was	Strip maken
Wie	in tweetallen
Zeit	de rest van het uur
Hilfe	Buch (S. 21)
Fertig	Aufgabe einliefern

Aufgabe einliefern für eine Note!!

Rubriek Strip zeichnen

aantal zinnen	8 (4 vraagzinnen / 4 antwoorden	1p.
samenhang/ zinsopbouw	duidelijk thema / duidelijke zinnen	2p.
grammatica	vraagwoorden/haben&sein/werkwoorden/getallen	4p.
werkhouding	werk je 1 lesuur hard door.	1p.
creativiteit	een verbluffende tekening	1p.

Beschreibe dein Tier

1. Suche ein Tier aus.

2. Beschreibe dein Tier in 15 kurze Sätze. 

3. Benutze Seite 27 & 53 im Buch. 

z.B: Größe, Fellfarbe, Futter, Alter, Heim, Reptil, Säugetier, Kieme, Pfoten, Schwanz, draußen, drinnen, viel oder wenig Pflege, usw. 

Lernziel

 

- vraagwoorden in een stripverhaal gebruiken.

Die Hausaufgaben

Stripverhaal af en inleveren voor een cijfer