1.4 Vermogen

1.4 Vermogen
4.5
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.4 Vermogen
4.5

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen
1.4.1 Je kunt uitleggen wat vermogen betekent.
1.4.2 Je kunt de stroomsterkte berekenen die door een apparaat loopt.
1.4.3 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
1.4.4 Je kunt watt en kilowatt omrekenen

Slide 2 - Diapositive

Als je een lampje (of een elektrisch apparaat koop), staat er steeds vermeld hoeveel energie het apparaatje verbruikt.  Waar staat dit getal?

Slide 3 - Diapositive

6W (Watt) is het vermogen van dit lampje

Slide 4 - Diapositive

Vermogen
  • Een lampje van 60W verbruikt 60 Joules energie per seconde.  Dit wordt afgekort naar Watt - W.
  • Dus het vermogen van een toestel wordt uitgedrukt in Watt (W).
  • Vaak is dit af te lezen op het type-plaatje.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het vermogen?
Typeplaatje

Slide 6 - Diapositive

Wat is het vermogen?
Typeplaatje wasmachine

Slide 7 - Diapositive

Stroomsterkte uitrekenen
  • Vaak kennen we het vermogen en de spanning waarop een toestel werkt.
  • Met deze formule kunnen we ook uitrekenen hoe groot de stroom is die door een toestel loopt.
stroomsterkte = vermogen : spanning

Slide 8 - Diapositive

Rekenvoorbeeld
  • Op een wasmachine staat: 230V en 1035W.  
  • Bereken de stroomsterkte

  • stroomsterkte = vermogen : spanning
  • stroomsterkte = 1035W : 230V
  • stroomsterkte = 4,5A

Slide 9 - Diapositive

Vermogen uitrekenen
  • Wanneer je de spanning en de stroomsterkte kent, kan je ook het vermogen uitrekenen.
  • Gebruik hiervoor onderstaande formule.
vermogen = spanning x stroomsterkte

Slide 10 - Diapositive

Rekenvoorbeeld
  • Bekijk het typeplaatje  
  • Bereken de stroomsterkte

  • Vermogen = spanning x stroomsterkte
  • Vermogen = 230V x 3,9A
  • Vermogen = 897W

Slide 11 - Diapositive

Groot en klein vermogen
  • Als het vermogen groter is dan 1000W, wordt het meestal aangegeven in kW.
  • 1kW = 1000W
  • 0,8kW = 800W
  • 1500W = 1,5kW
kWW
kWW
x 1000

:1000

Slide 12 - Diapositive

ONTHOUDEN!

Slide 13 - Diapositive

aan de slag?
Wat: maken opdracht 1 t/m 15 van §1.4
Hoe: online  of boek
Hulp: buurman/buurvrouw/ docent
Tijd: 15 minuten
klaar: maken test je zelf §1.4
timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

leerdoelen check
1.4.1 Je kunt uitleggen wat vermogen betekent.
1.4.2 Je kunt de stroomsterkte berekenen die door een apparaat loopt.
1.4.3 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
1.4.4 Je kunt watt en kilowatt omrekenen

Slide 15 - Diapositive