week 47

week 47
Terugkijken: Test jezelf lesson 4
Vooruitkijken: lezen leerdoelen lesson 5 (writing)
Maken: Lesson 5 opdracht 2 t/m 10
Uitleg grammar: vergelijkingen
Oefenen: woordjes study box lesson 5
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

week 47
Terugkijken: Test jezelf lesson 4
Vooruitkijken: lezen leerdoelen lesson 5 (writing)
Maken: Lesson 5 opdracht 2 t/m 10
Uitleg grammar: vergelijkingen
Oefenen: woordjes study box lesson 5

Slide 1 - Diapositive

week 47
Check: voortgang unit 2 in online boek
Herhalen: woordenschat en grammatica lesson 2, 3, 4

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Lien

Wat zet je achter een regelmatig werkwoord om verleden tijd aan te geven?

Slide 6 - Question ouverte

Maak ontkennend: Ik liep gisteren naar school
A
I walked to school yesterday
B
I don't walk to school yesterday
C
I didn't walk to school yesterday
D
Do I walk to school yesterday

Slide 7 - Quiz

Maak vragend: Zij speelden vaak samen
A
They often play together
B
Did they often play together?
C
They didn't play together often
D
Do they play together often?

Slide 8 - Quiz

Vertaal: Jullie waren te laat
A
You are late
B
You was late
C
Are you late?
D
You were late

Slide 9 - Quiz

De hond van de buren
A
The neighbour's dog
B
The neighbours' dog
C
The neighbour dog
D
The neighbours's dog

Slide 10 - Quiz

De kat van de buurvrouw
A
The neighbour's cat
B
The neighbours' cat
C
The neighbours's cat
D
The neighbour cat

Slide 11 - Quiz

De vader van de kinderen
A
The childrens' father
B
The childrens's father
C
The children's father
D
The children father

Slide 12 - Quiz

mooier
A
prettiest
B
prettier
C
prettyer
D
prettyest

Slide 13 - Quiz

slimste
A
smarter
B
more smart
C
smartest
D
most smart

Slide 14 - Quiz

Intelligentste
A
intelligentest
B
more intelligent
C
intelligenter
D
most intelligent

Slide 15 - Quiz

slechtste
A
bad
B
badder
C
worst
D
baddest

Slide 16 - Quiz

groter dan
A
bigger than
B
bigger then
C
more big
D
the biggest

Slide 17 - Quiz

Waar staat de afkorting 'ASAP' voor?

Slide 18 - Question ouverte

Waar staat de afkorting 'BTW' voor?

Slide 19 - Question ouverte

Waar staat de afkorting 'FYI' voor?

Slide 20 - Question ouverte

Waar staat de afkorting 'hr(s)' voor?

Slide 21 - Question ouverte

week 47

Slide 22 - Diapositive