week 1 les 1
Typ het woord dat je hoort
1 / 24
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Typ het woord dat je hoort
Slide 1 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 2 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 3 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 4 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 5 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 6 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 7 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 8 - Question ouverte
Typ het woord dat je hoort
Slide 9 - Question ouverte
Maak de gebiedende wijs:
hij houdt de dief tegen
............de dief...........!
hij houdt de dief tegen
............de dief...........!
Slide 10 - Question ouverte
Maak de gebiedende wijs:
hij aanvaardt de straf
......................de straf!
hij aanvaardt de straf
......................de straf!
Slide 11 - Question ouverte
Maak de gebiedende wijs:
hij vergoedt de schade
......................de schade!
hij vergoedt de schade
......................de schade!
Slide 12 - Question ouverte
Maak de gebiedende wijs:
hij redt de zeehond
......................de zeehond!
hij redt de zeehond
......................de zeehond!
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het leenwoord in de zin?
Slide 14 - Question ouverte
Wat is het leenwoord in de zin?
Slide 15 - Question ouverte
Wat is het leenwoord in de zin?
Slide 16 - Question ouverte
wassen
Hij........het hondje.
Hij........het hondje.
Slide 17 - Question ouverte
schrobben
t.t. De meid.........het stoepje.
t.t. De meid.........het stoepje.
Slide 18 - Question ouverte
hebben
v.t...............u ook zo'n slaap.
v.t...............u ook zo'n slaap.
Slide 19 - Question ouverte
sturen
v.t. De visser..........het bootje veilig de haven in.
v.t. De visser..........het bootje veilig de haven in.
Slide 20 - Question ouverte
sturen
De burgemeester heeft jou een reactie.......
De burgemeester heeft jou een reactie.......
Slide 21 - Question ouverte
rijden
Mijn vader heeft 130 km/uur ........
Mijn vader heeft 130 km/uur ........
Slide 22 - Question ouverte
Slachten
De ............koe.
De ............koe.
Slide 23 - Question ouverte
Doen
............zaken nemen geen keer.
............zaken nemen geen keer.
