Examentraining Leesteksten

Examentraining Engels
by: Yvonne Elzinga
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Examentraining Engels
by: Yvonne Elzinga

Slide 1 - Diapositive

Aanpak teksten
  • meerkeuzevragen
  • open vragen
  • gatenteksten


  • juist/onjuist vragen
  • woordenboekgebruik
  • signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Meerkeuzevragen

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  11. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  12. Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met je antwoord.
  13. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.



Slide 3 - Diapositive

 Open vragen

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.

  9. Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat..

  10. Formuleer duidelijk
  11. Beantwoord de vraag altijd in het Nederlands, tenzij gevraagd wordt Citeer.





Slide 4 - Diapositive

Gatenteksten

  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).

  8. Bekijk het stukje voor en na de  gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg?)


  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  11. Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op, indien nodig.
  12. Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.




Slide 5 - Diapositive


  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  7. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  8. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  9. Wat is je eigen antwoord?
  10. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  11. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  12. Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.




Slide 6 - Diapositive

Woordenboek

  1. Bekijk eerst of je de betekenis in de context weet.

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  3. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  4. Er staan vaak meerdere betekenissen. Zoek de meest passende.
  5. Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Woordquiz

Slide 9 - Diapositive

"He will not return ........ we get back," he said quickly.
A
thus
B
before
C
hence
D
because

Slide 10 - Quiz

I expect you to repay me ...... it's sold.
A
moreover
B
in addition
C
hence
D
once

Slide 11 - Quiz

We went to bed and slept .........morning.
A
otherwise
B
until
C
whereas
D
despite

Slide 12 - Quiz

"I'm sorry I didn't get up .........," Carmen said.
A
earlier
B
since
C
thus
D
hence

Slide 13 - Quiz

A few minutes ........ he walked down the hallway.
A
therefore
B
moreover
C
meanwhile
D
later

Slide 14 - Quiz

........ he knew what a chicken she was.
A
moreover
B
Now
C
whereas
D
thus

Slide 15 - Quiz

Even by ........... standards these were large aircrafts.
A
now
B
before
C
present-day
D
since

Slide 16 - Quiz

When they go to Austria, they like walking ............ skiing.
A
as well as
B
in addition
C
as long
D
because of

Slide 17 - Quiz

I can play quite a few musical instruments, ........., the flute, the guitar, and the piano.
A
neither nor
B
both and
C
either or
D
for example

Slide 18 - Quiz

My father loves going to restaurants which serve exotic foods. .........., last week he went to a restaurant which serves deep-fried rattlesnake.
A
For instance
B
equally
C
admittedly
D
certainly

Slide 19 - Quiz

The V2 was not an ordinary weapon: it could only be used against cities. ............. the atom bomb.
A
moreover
B
otherwise
C
however
D
Likewise

Slide 20 - Quiz

Countries .......... Sweden have a long record of welcoming refugees from all over the world.
A
despite
B
such as
C
besides
D
provided

Slide 21 - Quiz

..........I have a long journey to school, I quite like traveling there on the bus
A
and
B
but
C
although
D
because

Slide 22 - Quiz

I thought I was doing well. ....., my teacher says I need a bit more practice
A
Although
B
However
C
But
D
Despite

Slide 23 - Quiz