H4 Overheidsingrijpen Quiz

Quiz H6 overheidsingrijpen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz H6 overheidsingrijpen

Slide 1 - Diapositive

Om externe effecten te internaliseren is er altijd overheidsingrijpen nodig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Bij een minimumprijs is er meer aanbod dan vraag. Voor wie zijn de kosten van het aanbodoverschot?
A
De producenten
B
De overheid
C
De consumenten
D
De producenten en de overheid

Slide 3 - Quiz

Een minimumprijs leidt tot..
A
Een aanbodoverschot
B
Een aanbodtekort

Slide 4 - Quiz

Een minimumprijs is ... dan de evenwichtsprijs
A
Hoger
B
Lager

Slide 5 - Quiz

Waarom is er een minimumprijs ingesteld door de overheid?
A
Tomaten zijn belangrijk
B
Om boeren te beschermen
C
Omdat er anders niet geproduceerd wordt
D
Omdat er anders te veel wordt geproduceerd.

Slide 6 - Quiz

Wat is een minimumprijs?
A
Het is de hoogst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.
B
Het is de hoogste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
C
Het is de laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs.
D
Het is de laagst toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.

Slide 7 - Quiz

Een minimumprijs is ter bescherming van de
A
producent
B
consument

Slide 8 - Quiz

Bij een minimumprijs
van € 40, ontstaat er een
.......

A
aanbodoverschot van 50
B
aanbodoverschot van 100
C
aanbodoverschot van 200
D
evenwicht tussen vraag en aanbod

Slide 9 - Quiz

Er is sprake van welvaartsverlies door het instellen van een maximumprijs of een minimumprijs
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Minimumprijs

Slide 11 - Diapositive

Een maximumprijs is er om de producent te beschermen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Ligt de maximumprijs boven of onder de evenwichtsprijs?
A
BOVEN
B
ONDER

Slide 13 - Quiz

Wat ontstaat er bij invoering van een maximumprijs?
A
Aanbodoverschot
B
Vraagtekort
C
Aanbodtekort
D
Vraagoverschot

Slide 14 - Quiz

Als de overheid een prijs van 30 eurocent per liter instelt, waar is dan sprake van?
A
Minimumprijs, vraagoverschot
B
maximumprijs, vraagoverschot
C
minimumprijs, aanbodoverschot
D
maximumprijs, aanbodoverschot

Slide 15 - Quiz

Maximumprijs

Slide 16 - Diapositive

Wat zijn accijns?
A
extra kosten op voedsel
B
belasting voor kleding
C
geld wat terug kan krijgen
D
extra belasting op producten om het gebruik te verminderen

Slide 17 - Quiz

Als de accijns moet worden afgedragen door de producent, welke lijn verandert er dan en hoe?
A
De vraaglijn verschuift naar rechts
B
De vraaglijn verschuift naar links
C
De aanbodlijn gaat naar rechts
D
De aanbodlijn gaat naar links

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Wat zijn kostprijsverhogende belastingen?
A
Accijnzen en BTW
B
Inkomstenbelasting en milieubelasting
C
Motorrijtuigenbelasting en heffingen
D
Omzetbelasting en vennootschapsbelasting

Slide 20 - Quiz

Welk figuur laat de totale omvang van accijnsopbrengsten voor de overheid zien?
A
Figuur 1
B
Figuur 2
C
Figuur 3
D
Figuur 4

Slide 21 - Quiz

Grafiek 4
De invoering van de accijns geldt een evenwichtshoeveelheid van 262,5 miljoen flessen.
Voor elke fles moet € 0,75 aan de overheid worden afgedragen.

262,5 miljoen staafjes van € 0,75 cent: grafiek 4

Slide 22 - Diapositive

Wat is subsidie?

Subsidie...
A
is een bijdrage van de overheid
B
is hetzelfde als accijns
C
moet je betalen aan de overheid
D
maken producten duurder

Slide 23 - Quiz

Wat betekent de subsidie?
De sportclub krijgt subsidie
A
het geld dat je krijgt van de overheid om een project uit te voeren
B
het geld dat je krijgt van scholen om eten te kunnen regelen
C
het geld dat je krijgt van mensen om een project te bezoek

Slide 24 - Quiz

Door de subsidie krijg je de volgende situatie, met de nieuwe vraaglijn: 

Slide 25 - Diapositive

Wat gebeurt er met de evenwichts-
prijs door de subsidie?
A
Wordt hoger
B
Wordt lager
C
Verandert niet

Slide 26 - Quiz

Wie ontvangt dan de subsidie?
A
De producent
B
De consument

Slide 27 - Quiz

Arceer/schets de toename van het producenten surplus als gevolg van de subsidie.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive