5.1: toetsstof, persoonlijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Cours du 17 octobre

persoonlijk voornaamwoord

VIFE : Fenna Visser

Welke dag is het in het Frans?

Planning

• Magister
• Toetsstof
• Persoonlijk voornaamwoord

Magister

• Aanwezig
• Op tijd
• Boeken mee
• Huiswerk gemaakt (geen huiswerk vandaag)

Toetsstof

Wanneer?

• Week 45: 2e week na vakantie
• Dinsdag het 3e uur tijdens Frans les 1i

--> schrijf het op in je agenda

Toetsstof

Wat heb ik nodig op de toets?

• Chapitre 1: vocabulaire ABEF, phrases-clés CG, nombres 0-20
• Chapitre 1: grammaire lidwoord, persoonlijk voornaamwoord, werkwoord avoir
• Lire: je gaat een leesoefening doen op de toets

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Wie is de persoon die iets doet?

1. Hij veegt het lokaal schoon.
2. Zij willen graag snoep.
3. Jullie doen goed mee.
4. Ik kijk naar buiten.

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Wie is de persoon die iets doet?

1. Elle regarde la vidéo.                       (regarder = kijken)
2. Nous lisons le texte.                        (lire = lezen) 
3. Elles parlent.
4. Je m'appelle Theo.

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Luister eens welke vorm je hoort: ex. 30d

Avoir (p. 49)

• Wat betekent het werkwoord 'avoir'?
• Welke vorm uit het groene blok herken je?
• Wat betekent: 'j'ai' ook alweer?

Avoir (p. 49)

• Faire (= maken): ex. 31cde, 32, 33a
• Aide (= hulp): grammaire p. 48-49, vocabulaire ABEF
• Fini? (= klaar): ex. 31f, rijtje 'avoir' in je schrift schrijven

Avoir (p. 49)

Kees is jarig vandaag.                                             

• Il / Elle a 13 ans.

Sophie en Roos hebben een huisdier.            

• Ils / Elles ont un chien.

Piet en Lisa kijken op hun telefoon.

• Ils / Elles ont un message.

Devoirs

• Apprendre (=leren): vocabulaire F (p. 53)
• Faire (=maken): ex. 31cde, 32, 33a