klas 4TL - bij Hfd. 1 - Uitleg de regelmatige ww op -er

de ww op -er 

 

van regelmatige ww op -er

in de présent

de regelmatige werkwoorden die eindigen op -er

zingen = chanter
ik zing = ...

1. je chante
2. tu chantes
3. il chante
4. elle chante

zingen = chanter
jij zingt = ...

1. je chante
2. tu chantes
3. il chante
4. elle chante

zingen = chanter
hij zingt = ...

1. je chante
2. tu chantes
3. il chante
4. elle chante

zingen = chanter
zij zingt = ...

1. je chante
2. tu chantes
3. il chante
4. elle chante

zingen = chanter
wij zingen = ...

1. nous chantons
2. vous chantez
3. ils chantent
4. elles chantent

zingen = chanter
jullie zingen / u zingt = ...

1. nous chantons
2. vous chantez
3. ils chantent
4. elles chantent

zingen = chanter
zij (mnl) zingen = ...

1. nous chantons
2. vous chantez
3. ils chantent
4. elles chantent

zingen = chanter
zij (vrl) zingen = ...

1. nous chantons
2. vous chantez
3. ils chantent
4. elles chantent

je danse

tu danses

il danse

elle danse

ik dans

jij danst

hij danst

zij danst

nous dansons

vous dansez

ils dansent

elles dansent

wij dansen

jullie dansen

u danst

ze (mnl) dansen

zij (vrl) dansen

Opdracht- zet in de goede vorm:
1. Je .................................... (parler) français.

Opdracht- zet in de goede vorm:
2. Nous ............... (chanter) une chanson.

Opdracht- zet in de goede vorm:
3. Tu .................. (manger) des pommes ?

Opdracht- zet in de goede vorm:
4. Vous ............................ (aimer) le collège?

Opdracht- zet in de goede vorm:
5. Marc et Eline .......... (adorer) le collège.