2.2 Geld moet rollen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

2.2 Geld moet rollen

Direct zweten broer!!!!

Maak opdracht 9, 10 en 11

Zelfstandig in stilte!

ECB - Rente vaststellen

Rente verhogen 

• minder lenen/ meer sparen
• mensen geven minder geld uit 
• minder vraag naar producten
• lagere prijs voor producten
• = minder inflatie

ECB - Rente vaststellen

Rente verlagen 

• meer lenen en minder sparen
• mensen geven meer geld uit 
• meer vraag naar producten
• hogere prijs voor producten
• = meer inflatie

Banken

Banken hebben een belangrijke taak in het betalingsverkeer. Ze verbinden tussen:

Vraag naar geld en aanbod van geld.
Hoe beter het gaat met de economie, hoe meer geld er heen en weer stroomt.

Saldo berekenen 

Je hebt een creditsaldo van € 112,95 op je rekening.

Je koopt een broek voor € 89,95 en een ijsje voor € 2,75.

Daarna koop je een boek van € 25. Je rekent alles af met je pinpas. Als je thuiskomt zie je dat je loon is gestort: € 95,23. ’s Avonds bestel je online een nieuwe sporttas voor€ 45. Je betaalt met iDEAL.

Bereken je nieuwe saldo. (5 minuten tijd hiervoor)

Is dit een credit- of een debetsaldo?

Pagina 70

Antwoord

Je ontvangt loon: € 95,23. 

Je betaalt: € 89.95 + € 2,75 + € 25 + € 45 = € 162,70.

Je saldo is: creditsaldo € 112,95 + € 95,23 – € 162,70 = € 45,48. 

Dit is een creditsaldo.

Want?

Saldo berekenen

saldo hoger dan € 0 is een tegoed of positief saldo.

saldo lager dan € 0, is een tekort of negatief saldo. Je staat dan rood

Berekenen van een nieuw saldo:

Bekijk het rekeningoverzicht op de telefoon.

1. Wat is het saldo op dit moment? € 2.452,20
2. Reken terug naar het saldo op 24 maart.
3. € 2.452,20 + € 4,75 + € 9,20 = € 2.466,15

Geldfuncties 

• Ruilmiddel                       
• je koopt goederen of diensten met geld

• Rekenmiddel 
• je kunt de waarde van producten met elkaar vergelijken.

• Spaarmiddel 
• je geeft een deel van je  inkomen niet uit.

Rekenmiddel: de waarde van goederen en diensten uitdrukken in geld en deze onderling vergelijken.

-Bijvoorbeeld: je kan vaststellen wat je op een avond kwijt bent als je 2 spijkerbroeken gaat kopen, 1 shirt en je wil ook nog even een drankje ergens doen. Als je dat dan uit gaat rekenen gebruik je geld als een rekenmiddel.

2 vormen geld

•  Chartaal geld > biljetten en munten

• Giraal geld > geld op de betaalrekening.

Elektronische Betaalmiddelen

• Pinpas met pincode
• Contactloos met pas of telefoon
• Ideal/PayPal/AfterPay bij online aankopen
• Creditcard 
• Acceptgiro
• Automatische incasso
• Internetbankieren

Aan de slag

Het huiswerk is opdracht 2 t/m 8

Pagina 46 t/m 47

Je werkt zelfstandig in stilte