RekenScore Verzameling 1F - deel 2

• Rekenen
• Voortgezet speciaal onderwijs

Wat zou deze keukenweegschaal nu kunnen wegen?

1. een paar nootjes
2. 8 appels
3. ongeveer een halve zak pasta
4. een pak suiker

De keukenweegschaal weegt in grammen. Er zit dus iets in dat 260 gram weegt. Nootjes zijn heel licht, 8 appels is zwaar en je weet hoeveel een pak suiker weegt.

Je gebruikt een speciale weegschaal om het gewicht van je reiskoffer te meten. In welke gewichtseenheid zal deze weegschaal meten?

1. milligrammen
2. grammen
3. kilogrammen
4. tonnen

Let op! Op sommige linialen staan twee verschillende maateenheden.

Welke gebruik je?

1. de bovenste kant
2. de onderste kant

Als er twee verschillende maateenheden op een liniaal staan, geeft de ene kant centimeters aan en de andere kant inches. Inches zijn groter dan centimeters (ongeveer 2,5 keer) en gebruiken we in Nederland niet. Je gebruikt dus de kan met centimeters, dat is de kant met de kleinere afstand tussen de streepjes.

(klik op de afbeelding)

In Nederland meten we temperatuur in graden Celsius (°C), maar in Amerika gebruiken ze graden Fahrenheit (°F).
Deze thermometer geeft beide aan.
Als het 20 °C is, hoeveel °F is het dan?

1. 45 °F
2. 68 °F
3. 82 °F
4. 76 °F

Je kan zien dat de pijl tussen de cijfers 6 en 7 valt. Ook is er een langer streepje bij elke halve centimeter, daar ligt de pijl vóór. Dan blijft er maar 1 goed antwoord over.

(klik op de afbeelding)

Is dit een kloppend assenstelsel?

1. ja
2. nee

Tip: als je naar links op de x-as en naar onder op de y-as gaat, ga je onder de 0.

(klik op de afbeelding)

Is dit een kloppend assenstelsel?

1. ja
2. nee

Tip: je gebruikt een zaagtand om aan te geven dat je een stuk van de as hebt samengevouwen.

(klik op de afbeelding)

Wat zijn de coördinaten van punt P en S?

1. P(2;3) en S(-2;0.5)
2. P(2,3) en S(-2,0.5)
3. P(3;2) en S(0.5;-2)
4. P(3,2) en S(0.5,-2)

(klik op de afbeelding)

Welk punt is een roosterpunt?

1. punt P
2. punt S

Een kaars is 25 cm lang. Na het aansteken
neemt de lengte per uur met 4 cm af.

Wat is de woordformule voor de lengte van de kaars?

1. lengte in cm = 25 + aantal uren
2. lengte = 25 - aantal uren
3. lengte in cm = 25 - 4 x aantal uren
4. lengte in cm = 4 x aantal uren - 25

Joris en Sanem werken na schooltijd in de supermarkt. Joris werkt 6 uur per week, en Sanem 10 uur per week. Per uur verdienen ze € 3,90. Ze willen allebei hun salaris uitrekenen.

Vraag: welke woordformule kunnen ze maken?

1. salaris in euro's = aantal uren x 3,90
2. salaris in euro's = 8 x 3,90
3. salaris in euro's = (16 x 3,90) : 2

Bekijk het blokkenbouwsel.

Welk aanzicht is ernaast weergegeven?

Tekst

1. vooraanzicht
2. zijaanzicht
3. bovenaanzicht

Bekijk het blokkenbouwsel.

Welk aanzicht is ernaast weergegeven?

Tekst

1. vooraanzicht
2. zijaanzicht
3. bovenaanzicht

Met welke uitslag kan
je een kubus maken?

1. de eerste uitslag
2. de tweede uitslag
3. de derde uitslag

Met welke uitslag kan
je een balk maken?

1. de eerste uitslag
2. de tweede uitslag
3. de derde uitslag

De pijltjes geven de
wind aan. In welke
richting waait die?

1. noord-west
2. zuid-oost
3. zuid-west
4. noord-oost

Welke zin is waar?

1. België ligt ten noorden van Nederland
2. België ligt ten zuiden van Nederland
3. België ligt ten oosten van Nederland
4. België ligt ten westen van Nederland

Deze balk is 8 cm lang, 2 cm breed en 3 cm hoog.

Bereken de oppervlakte.

1. 92 cm²
2. 8,6 dm²
3. 68 cm²
4. 46 cm²

Een balk heeft een inhoud van 24 cm³.

Wat kunnen de afmetingen van deze balk zijn?

1. lengte 2 cm, breedte 4 cm, hoogte 0,5 dm
2. lengte 3 cm, breedte 3 cm, hoogte 60 mm
3. lengte 0,6 dm, breedte 2 cm, hoogte 20 mm
4. lengte 4 cm, breedte 20 mm, hoogte 3 cm

De inhoud van een balk is lengte x breedte x hoogte.

Bekijk de afbeelding.

Wat is de oppervlakte van de cirkel?

1. 7,07 dm²
2. 1,77 dm²
3. 0,71 m²
4. 4,71 dm²

De oppervlakte van een cirkel is pi x straal x straal. Vergeet niet eerst de diameter om te rekenen naar de straal.

De basis van een driehoek is 8 cm, de hoogte is 5 cm.

Wat zijn de omtrek en de oppervlakte?

1. 13 cm en 20 cm
2. 26 cm en 40 cm²
3. 26 cm en 20 cm²
4. 16 cm² en 20 cm²

Een schapenkooi is 15 x 10 meter.

Hoeveel hek heeft de boer moeten
kopen om de kooi te maken?

1. 50 m
2. 150 m

Als je de grootte van iets uitspreekt zeg je vaak: (lengte) bij (breedte) meter. Dat schrijf je als ... x ... meter.

Met welke som reken je de omtrek van deze rechthoek uit?

1. 9 + 3 + 9 + 3 =
2. 2 x 9 + 2 x 3 =
3. 18 + 6 =
4. 2 x 3 + 2 x 9 =

Met alle sommen bereken je het goede antwoord!

2,5 uur is:

1. 2 uur en 50 minuten
2. 25 minuten
3. 2 uur en 30 minuten
4. 2 uur en 5 minuten

In het decimale getal 2,5 betekent de 5: een half. Hoe lang duurt een half uur?

Welke bewerking voer je als eerste uit?

(4 + 6) : 2 x 5 =

1. 4 + 6 =
2. 6 : 2 =
3. 2 x 5 =
4. 4 x 5 =

Je ziet de resultaten op een rekentoets van twee klassen.
Welke klas heeft gemiddeld het hoogst gescoord?

1. Klas A
2. Klas B
3. Ze hebben gelijk gescoord.

Wat is het goede antwoord?

3 x     =

​5​​4​​

1. ​15​​12​​
2. 1​5​​8​​
3. 2​5​​2​​
4. 1​4​​5​​

Je koopt     kilogram bessen en      kilogram aardbeien.
Hoeveel kilogram is dit samen?

​8​​1​​

​4​​1​​

1. ​8​​5​​
2. ​8​​3​​