Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vrijdag 18 maart (einde 15:00)
Nederlands, burgerschap, rekenen
presentatie stage Ziad
15:00 gesprek Lemlem
15:15 gesprek Noof
Slide 2 - Diapositive
planning
dinsdag 22 februari REKENEN
maandag 28 februari t/m vrijdag 4 maart VAKANTIE
dinsdag 15 maart LEZEN/LUISTEREN
donderdag 31 maart (zie brief) SPREKEN/GESPREKKEN
maandag 2 mei t/m vrijdag 6 mei VAKANTIE
in week van 30 mei VAKTHEORIE
maandag 11 juli t/m 26 augustus VAKANTIE
Slide 3 - Diapositive
Presentatie stage
Waar loop je stage?
Wat moet je doen?
Wat vind je leuk en niet leuk?
Wat heb je geleerd?
Klas
Wat vind je dat goed gaat? (Top)
Wat kan volgende keer anders?
(Tip)
Bedenk 1 vraag.
Slide 4 - Diapositive
nederlands
examen spreken; presentatie stage
examen gesprekken; vragen beantwoorden en zelf vraag stellen
Slide 5 - Diapositive
Informatie vragen:
- heb jij op je stage een keer om informatie gevraagd?
Zo ja, wat?
Informatie geven:
- leg aan een nieuwe collega uit hoe en waar hij zich moet afmelden bij ziekte
Mening geven:
- je collega meldt zich ziek met "corona", jij weet dat dit niet waar is. Je collega vraagt naar jouw mening
1. In 2-tallen (profiel bij elkaar) antwoorden opschrijven
2. één persoon is examinator, andere persoon moet antwoord geven.
Slide 6 - Diapositive
oefenen presentatie
- schrijf steekwoorden op die je kunt gebruiken voor je presentatie ( onderdeel 1 t/m 5)
- laat horen aan de ander, deze houdt de tijd bij
- met je eigen mobiel neem je het geluid op
- samen luister je terug
Wat gaat goed? Wat kan beter?
Slide 7 - Diapositive
Probleem verhelderen:
- vertel over een probleem op je stage en hoe je dat hebt opgelost
Commentaar geven op de mening van een ander:
- je collega vertelt dat ze altijd 5 minuten te laat is omdat ze anders een bus eerder moet nemen en dan 15 minuten eerder op het werk zou zijn. Zij zegt; is voor mijn baas toch geen probleem als ik er 5 minuten later ben?
1. In 2-tallen (profiel bij elkaar) antwoorden opschrijven
2. één persoon is examinator, andere persoon moet antwoord geven.