Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Vandaag
-huiswerk bespreken
- uitspraak f en v
- verbe aller en future proche
-overhoren vocabulaire
Slide 1 - Diapositive
Huiswerk: vragen?
Slide 2 - Diapositive
Uitspraak van de F en V
In het Frans hoor je duidelijk een verschil tussen de f en de v. Spreek je de v uit, leg dan eens je hand tegen je hals aan, dan voel je een lichte trilling van je stembanden. Dit gebeurt niet als je de f uitspreekt.
Slide 3 - Diapositive
F en V
Oefening 26A uitspraak "f" of "v"
Oefening 26B: luister naar de docent
Oefening 26 C: oefen in tweetal de phrases clés. Draai 1 keer de rol om.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Le verbe aller
Je vais ik ga
tu vas jij gaat
elle va zij gaat
il va hij gaat
on va we gaan
nous allons wij gaan
vous allez ils vont
ils vont zij gaan
elles vont zij gaan
Slide 6 - Diapositive
verbe aller (mv)
nous allons wij gaan
vous allez ils vont
ils vont zij gaan
elles vont zij gaan
Slide 7 - Diapositive
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont
Slide 8 - Question de remorquage
Le futur proche
Als je in FR wilt zeggen dat iets binnenkort gaat gebeuren, gebruik je een vorm van aller
LET op na een vorm van aller volgt altijd een heel werkwoord
Il va regarder la télé.
ondw + vorm van aller+heel ww+rest van de zin
Slide 9 - Diapositive
Le futur proche gaat over
A
het verleden
B
de toekomst
Slide 10 - Quiz
Kies le futur proche
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher
Slide 11 - Quiz
METS AU FUTUR PROCHE: Aujourd'hui vous faites le test. Demain vous .............................. le test.