Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets Parlementaire Democratie
Slide 1 - Diapositive
Is criminaliteit een maatschappelijk probleem?
A
Ja, veel mensen hebben er iets mee te maken en er zijn veel meningen over. daarnaast bemoeit de politiek zich ermee.
B
Nee, Alleen voor daders, slachtoffers en de politie.
C
Ja, omdat het in elke samenleving voorkomt.
D
Nee, Er zijn veel belangrijkere problemen zoals armoede en milieuvervuiling.
Slide 2 - Quiz
Waarden zijn:
A
Wetten in Nederland
B
Alle zaken die mensen belangrijk vinden
C
Regels waar je je aan moet houden
Slide 3 - Quiz
Een politieke stroming of ideologie omvat in ieder geval: I. ideeën over waarden en normen. II. standpunten ten aanzien van de rol van de overheid. III. ideeën over de positie van het koningshuis. IV. standpunten over de relatie tussen mens en milieu.
A
Alle antwoorden zijn juist.
B
I en II zijn juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
I, II en IV zijn juist.
Slide 4 - Quiz
Bij een referendum
A
kiest de bevolking vertegenwoordigers in een bestuur
B
stemt de bevolking over een belangrijk politiek onderwerp.
C
stemmen volksvertegenwoordigers over politieke zaken
D
stemmen volksvertegenwoordigers over zaken die van algemeen belang zijn.
Slide 5 - Quiz
Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar mag stellen bij verkiezingen.
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent.
D
bij verkiezingen mag stemmen
Slide 6 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. De politici die wij kiezen, zitten alleen in de Tweede Kamer of in de gemeenteraad. 2. De politici in de Tweede Kamer beslissen over zaken in de gemeenten.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 7 - Quiz
Wat zijn de hoofdtaken van het parlement? 1. Stemmen over wetsvoorstellen. 2. Ministers controleren. 3. Ministers en staatssecretarissen kiezen. 4. Wetten uitvoeren.
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 8 - Quiz
Welke uitspraken over de Eerste Kamer zijn juist? 1. De Eerste Kamer mag wetsvoorstellen veranderen. 2. De Eerste Kamer stemt als eerste over een wet. 3. De leden van de Eerste Kamer worden indirect gekozen. 4. Er zijn 75 Eerste Kamerleden.
A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 9 - Quiz
Rechtse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen.
B
de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld.
C
de overheid een passieve rol moet hebben.
D
waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.
Slide 10 - Quiz
In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging: I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels. II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen. III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.
A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 11 - Quiz
I. De koning behoort tot de regering, dus mogen Tweede Kamerleden kritiek op hem geven. II. Als een Tweede Kamerlid kritiek heeft op de begroting van Prinsjesdag, moet hij zich richten tot de ministers.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 12 - Quiz
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende twee pagina's
Slide 13 - Diapositive
Deze bron laat zien dat er nog steeds armoede en ongelijkheid voorkomt in Nederland. Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?
A
Christendemocratie.
B
Confessionalisme
C
Sociaaldemocratie.
D
Liberalisme.
Slide 14 - Quiz
De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen. Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?
A
De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
B
Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
C
Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
D
Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.
Slide 15 - Quiz
Huwelijk is iets tussen een man en vrouw
Euthanasie moet mogelijk zijn bij voltooid leven
Coffeeshops moeten worden gesloten en het bezit van softdrugs moet worden verboden.
De stemgerechtigde leeftijd moet naar 16 jaar
Naast de verkoop moet ook de teelt van cannabis worden gelegaliseerd.
Burgemeesters moeten niet worden aangesteld, maar worden gekozen door de bevolking.
We moeten uit de Europese Unie
Islamitisch onderwijs moet worden verboden
Conservatief
Progressief
Slide 16 - Question de remorquage
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende drie pagina's
Slide 17 - Diapositive
Deze bron is een reactie van een politieke partij op een wetsvoorstel, de Voltooid Leven-wet. Deze wet is ingediend door een Tweede Kamerlid. Van welk recht heeft dit Kamerlid hierbij gebruikgemaakt?
A
Recht van initiatief.
B
Recht van amendement.
C
Stemrecht.
D
Recht van interpellatie.
Slide 18 - Quiz
Dit standpunt over het vrijwillig levenseinde is:
A
progressief.
B
conservatief.
C
liberaal.
D
links.
Slide 19 - Quiz
Open vragen
Slide 20 - Diapositive
Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende pagina's
Slide 21 - Diapositive
In de tekst gaat het over een verkiezingsdebat. Leg uit welke van de drie oorzaken van een daling van het vertrouwen hierin een rol speelt. Leg de betekenis uit.
Slide 22 - Question ouverte
Leg uit wat een coalitiepartner is, gebruik de tekst om dit uit te leggen
Slide 23 - Question ouverte
In de tekst kun je lezen dat elke partij haar eigen standpunten heeft. Welke partij(en) wil(len) meer investeren in de zorg? Breng dit standpunt in verband met de ideologie van de partij.
Slide 24 - Question ouverte
In de tekst gaat het over D66 die de leider van het midden wil zijn. Van welke twee ideologieën heeft D66 kenmerken en wat zijn de belangrijkste waarden van deze ideologieën.
Slide 25 - Question ouverte
Verklaar waarom de VVD in verband wordt gebracht met de ‘hardwerkende Nederlanders’.
Slide 26 - Question ouverte
Voordat de Miljoenennota (samenvatting van de rijksbegroting) wordt aangenomen door de Tweede Kamer wordt er eerst over gedebatteerd. Van welk recht kan de Tweede Kamer gebruikmaken als ze een onderdeel van de rijksbegroting wil veranderen? Leg je antwoord uit!
Slide 27 - Question ouverte
Van welk recht maakt de Tweede Kamer gebruik als zij de rijksbegroting wel of niet goedkeurt? Leg je antwoord uit!
Slide 28 - Question ouverte
Waarom zal de Tweede Kamer de rijksbegroting niet snel afkeuren? Betrek in je antwoord het stemgedrag van de coalitiepartijen en oppositiepartijen en de afspraken in het regeerakkoord.
Slide 29 - Question ouverte
Streep door en vul aan. Het budgetrecht hoort bij de WETGEVENDE / CONTROLERENDE taak van het parlement, omdat....