Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Het programma vandaag:
1. Lezen: Kasper wordt een kip
2. Huiswerk bespreken
3. Extra oefening spelling
4. Toets begrijpend lezen
5. Woordenschatoefening
6. Galgje
Slide 2 - Diapositive
Lezen!
Slide 3 - Diapositive
Huiswerk bespreken
Wat ging goed?
En wat ging minder goed?
Vul in op de volgende dia!
Slide 4 - Diapositive
Dit ging goed Dit vond ik nog moeilijk
De tekst over de Ramadan
samenstellingen schrijven: bakfiets, boomtak
-e- of -ee-:
scheppen, meneer
-o- of -oo-:
radio, koorts
bakkerwoorden:
scheppen, bakken
Slide 5 - Question de remorquage
Herhaling jagerregel
- Verdeel het woord in klankgroepen
- Hoor je op het einde een lange klank?
Haal dan 1 letter weg!
Lange klanken hebben pech,
Ik haal een letter weg!
Slide 6 - Diapositive
Herhaling jagerregel
Hoor je aan het einde van het woord
- een medeklinker (r, t, p, s, d, f, g, h, k, l, b, n, m)?
- een tweetekenklank (eu, ui, oe, ij, ei, au, ou) ?
Dan schrijf je het woord zoals je het hoort!
hooi, roepen, bakfiets, schaal, luizen
Slide 7 - Diapositive
Verdeel het woord in klankgroepen. Hoor je aan het einde van de eerste klankgroep een:
korte klank
lange klank
tweetekenklank
medeklinker
fietsrek
schapen
lokken
mensen
reuzen
buikvet
rook
stank
schroom
wetten
scholen
Slide 8 - Question de remorquage
Begrijpend lezen
Je laat deze toets zien wat je de afgelopen weken hebt geleerd.
Onderwerp van de tekst: waar de tekst over gaat in één of meerdere woorden
Hoofdgedachte: Het belangrijkste wat over het onderwerp gezegd wordt.
Heel veel succes met de toets!
Slide 9 - Diapositive
Lees het artikel hieronder.
Slide 10 - Diapositive
Wie heeft de tekst geschreven?
A
Bouwien Jansen
B
Naturalis
C
Potvis Pieter
D
Dat weet je niet
Slide 11 - Quiz
Wat voor tekst is dit?
A
handleiding
B
mop
C
nieuwsbericht
D
recensie
Slide 12 - Quiz
Lees: 'Vrijdag kwamen ... meter kijken.'
(regel 5 t/m 7)
Wie of wat wordt bedoeld met de reus?
A
Bouwien Jansen.
B
De expert van Naturalis.
C
Het strand bij de Zeeuwse stad Domburg.
D
Potvis Pieter.
Slide 13 - Quiz
Lees: 'Wetenschappers en ... stukken gesneden,' (regel 10 en 11)
Waarom hebben ze het dier in stukken gesneden?
A
Omdat de experts denken dat Pieter een darmontsteking had en ze dit wilden controleren.
B
Omdat Pieter de verkeerde kant op is gezwommen en ze zo wilden ontdekken waarom.
C
Omdat ze zo in een laboratorium onderzoek kunnen doen naar de maag, het skelet en de vinnen.
D
Omdat zijn staart ook al een beetje stuk was en de maag, het skelet en de vinnen dan ook niet meer werken.
Slide 14 - Quiz
Waarom vindt de schrijver het logisch
dat meer dan honderd nieuwsgierige
mensen naar potvis Pieter kwamen
kijken?
A
Omdat de wetenschappers en deskundigen van Naturalis het dier in een heleboel stukken hebben gesneden.
B
Omdat er nog nooit een potvis is aangespoeld in Nederland en het overal op het nieuws te zien was.
C
Omdat er niet veel potvissen leven in de Nederlandse natuur en de potvissen die er nog wel leven erg verlegen zijn.
D
Omdat het niet zo vaak gebeurt dat er zo’n indrukwekkend dier op het strand ligt.
Slide 15 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Er is een potvis op het strand bij Domburg aangespoeld.
B
In Domburg keken nieuwsgierige mensen naar een reus.
C
Vrienden van potvis Pieter zwommen richting de Noordelijke IJszee.
D
Er is een potvis in stukken gesneden.
Slide 16 - Quiz
Welke titel past het best op plek ...1...?
A
Aangespoelde potvis in Domburg
B
Potvis met een kapotte staart
C
Potvis in stukken gesneden
D
Potviskijkers op afstand gehouden
Slide 17 - Quiz
Maak hieronder een woordveld van de tekst.
Slide 18 - Carte mentale
Lees het artikel ‘Eieren van oeroude dieren' hieronder.
Slide 19 - Diapositive
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 20 - Question ouverte
Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?
Wanneer leefde de pterosaurus?
A
WEL
B
NIET
Slide 21 - Quiz
Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?
Wat zijn reptielen?
A
WEL
B
NIET
Slide 22 - Quiz
Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?
Waar kan je de pterosaurus zien?
A
WEL
B
NIET
Slide 23 - Quiz
Lees: 'Deze pterosaurussen ... zijn geworden.'
(regel 12 en 13)
Waar verwijst Deze naar?
A
Alle pterosaurussen die nu leven.
B
Alle pterosaurussen die vroeger leefden.
C
De dino’s die vroeger leefden.
D
De pterosaurussen die uit de eieren zouden zijn gekomen.
Slide 24 - Quiz
Denk jij dat de gevonden eieren nog uitkomen?
Typ de zinnen waarin jij het antwoord vindt op deze vraag.
Slide 25 - Question ouverte
Lees: 'Net als ... het museum.' (regel 15 t/m 26)
Wat is de hoofdgedachte van deze alinea?
A
De gevonden eieren brengen de oertijd weer tot leven, ondanks dat alle gevonden eieren dood blijken te zijn.
B
De pterosaurus stierf lang geleden uit waardoor de kans om er binnenkort een te zien rondvliegen niet zo groot is.
C
Omdat de pterosaurus lang geleden is uitgestorven, moet je naar het museum om er nog een te kunnen zien.
D
Wetenschappers zijn blij met hun bijzondere vondst, en hopen met onderzoek meer informatie over de pterosaurus te krijgen.
Slide 26 - Quiz
Welke samenvatting past het best bij deze tekst?
A
Wetenschappers in China hebben 215 pterosaurus-eieren gevonden. Dit grote vliegende reptiel leefde 220 miljoen jaar geleden. De wetenschappers zijn blij met hun vondst en hopen met onderzoek meer informatie over de pterosaurus te krijgen.
B
Dino-deskundige Anne Schulp omschrijft de pterosaurus als vliegende reptielen. De pterosaurus leefde 220 miljoen jaar geleden en is lang geleden uitgestorven. Als je er nu nog een wilt zien, moet je naar een museum.
Slide 27 - Quiz
Hoe heb je de toets gemaakt, denk je?
A
helemaal niet goed
B
niet zo goed
C
goed
D
heel goed
Slide 28 - Quiz
Lesdoelen
Jullie leren vandaag meer over vallende sterren.
We oefenen met de moeilijke woorden en plaatsen in het artikel 'Sandra over vallende sterren'.
Wat zouden jullie willen weten over dit onderwerp? Schrijf je vragen voor jezelf op.
Slide 29 - Diapositive
Jullie lezen zo samen de tekst'Sandra over vallende sterren'.
Daarna bekijken jullie een filmpje over vallende sterren.
Heb jij wel eens een vallende ster gezien?
En heb je toen een wens gedaan?
Bespreek het met je klasgenootje.
Slide 30 - Diapositive
Lees 'Sandra over vallende
sterren' hiernaast.
Slide 31 - Diapositive
Welke woorden in het artikel vinden jullie lastig? Schrijf ze in het woordveld.
Slide 32 - Diapositive
Kidsweek in de Klas heeft ook een aantal moeilijke woordengekozen. Je leest ze hiernaast.
Deze woorden gaan we samen oefenen.
vallende ster
natuurverschijnsel
dampkring
satelliet
meteoriet
Slide 33 - Diapositive
Bekijk het filmpje over vallende sterren op de volgende pagina.
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Vidéo
Welke woorden passen nog meer bij een vallende ster? Klik op de woorden die erbij passen.
verbranding
goed!
atmosfeer
goed!
lichtspoor
goed!
regen
helaas...
vliegtuig
helaas...
sterrenregen
goed!
een wens doen
goed!
de zon
helaas...
lamp
helaas...
Slide 36 - Diapositive
De dampkring is een laag van gassen om de aarde. Wat is een synoniem voor dampkring?
A
atmosfeer
B
hemel
C
lucht
D
wolken
Slide 37 - Quiz
Op welke foto zie je een meteoriet?
A
Op deze foto zie je een vallende ster, ook wel een meteoriet genoemd.
B
Op deze foto zie je een volle maan.
C
Op deze foto zie je een satelliet in de ruimte.
D
Op deze foto zie je het noorderlicht.
Slide 38 - Diapositive
Het woord natuurverschijnsel kun je in twee stukken hakken. In welke twee stukken? Wat betekent het woord?
Slide 39 - Question ouverte
Wat is een satelliet?
A
Een hemellichaam dat in een vaste baan om een ster heen draait.
B
Een nieuw soort ruimtevaartuig waarmee astronauten om de aarde vliegen.
C
Een ruimtevaartuig waarmee astronauten naar de maan vliegen.
D
Een ruimtevaartuig zonder mensen dat buiten de dampkring om de aarde draait.
Slide 40 - Quiz
In welk werelddeel ligt Japan?
Klik op het oogje om jullie antwoord te controleren.
Azië
goed!
Europa
helaas...
Australië
helaas...
Afrika
helaas...
Slide 41 - Diapositive
Weten jullie waar Japanligt? Plaats het vlaggetje op de goede plek.
Klaar? Klik op het vlaggetje om jullie antwoord te controleren.
Slide 42 - Diapositive
Denk je mee?
Welk woord vond je het leukst om te leren in deze les?