van gogh

van Gogh 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolISKvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

van Gogh 

Slide 1 - Diapositive

Vincent van Gogh 
Vincent van Gogh was een schilder uit Nederland
Hij maakte bijzondere schilderijen.
De mensen vonden zijn schilderijen toen niet mooi, 
maar nu is hij beroemd over de hele wereld.
Zijn schilderijen kosten miljoenen euro 's
In Amsterdam is het van Gogh museum 
Elk jaar komen daar 2 miljoen bezoekers

Slide 2 - Diapositive

zelfportret =
schilderij van jezelf
het stilleven

Slide 3 - Diapositive

de schets = start van een tekening (nog niet precies)
de openlucht = buiten

Slide 4 - Diapositive

poseren = staan of zitten
zo kan iemand jou schilderen
het model = iemand die je na kunt tekenen

Slide 5 - Diapositive

de belangstelling =
iets interessant vinden
de inspiratie = ideeën krijgen

Slide 6 - Diapositive

in de war raken = niet meer goed kunnen denken

psychiatrisch ziekenhuis = ziekenhuis voor personen met mentale problemen

Slide 7 - Diapositive

invloed hebben op =
iets kunnen veranderen
impressionisten = schilders die schilderen wat ze beleven

Slide 8 - Diapositive

een sterke band hebben=
veel met elkaar omgaan
somber = verdrietig

Slide 9 - Diapositive

het penseel 
de kwast

Slide 10 - Diapositive

allerlei
uniek =
er is er maar één van

Slide 11 - Diapositive

het museum
de kunstwinkel

Slide 12 - Diapositive

ten einde raad =
je weet niet meer wat je moet doen
wanhopig (desperate )
ontslagen worden =
je werk stopt, je moet weg

Slide 13 - Diapositive

het ballet
het orkest

Slide 14 - Diapositive

sterven = doodgaan
het platteland =
het land buiten de steden

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

uitdrukkingen met vaste voorzetsels
  • in het nieuws zijn                                  kijken naar
  • te maken krijgen met                          lachen om 
  • in de war raken                                       afspraak maken met
  • aan het werk                                           verhuizen naar
  • je aan de afspraak houden               tevreden zijn met
  • uit huis plaatsen                                     hopen op 

Slide 18 - Diapositive

bij      tegen  na     over   tegen       bij     over 
Ik zet mijn fiets . . . . . . . . . . . . het hek.
Hij  moet . . . . . . . . . . . . . de kassa betalen. 
De tram vertrekt . . . . . . . . . . . . . 3 minuten.
. . . . . . . . . het sporten, kook ik eten. 
De bus stopt . . . . . . . . . de bushalte. 
De fiets rijdt . . . . . . . . . . het zebrapad. 
De traktor rijdt . . . . . . . . . het verkeersbord.

Slide 19 - Diapositive

Welke regels ...hier?
A
noemen
B
laten
C
gelden
D
moeten

Slide 20 - Quiz

Wie heeft dat hokje...?
A
gemaakt
B
kapot
C
gedaan
D
vernield

Slide 21 - Quiz

Je moet je .....de afspraak houden
A
op
B
om
C
aan
D
in

Slide 22 - Quiz

Ik moet lachen ....zijn grapje
A
naar
B
om
C
over
D
met

Slide 23 - Quiz

Het kind praat ................zijn moeder
A
naar
B
om
C
tegen
D
met

Slide 24 - Quiz


A
af de war
B
op de war
C
in de war
D
uit de war

Slide 25 - Quiz

zal    ...........     zou 
Als ik veel geld had dan zou ik een nieuwe auto kopen.
Als ik een goede baan had dan zou ik een groot huis kopen
Als ik een diploma had, dan zou ik gaan werken.
Als ik veel geld dan zou ik ..............................
Als ik later klaar ben met school  zou ik ................

Slide 26 - Diapositive

Wat zou je doen als je 1 miljoen euro zou winnen?


Ik zou een huis kopen met een zwembad.
Ik zou een wereldreis maken.
Ik zou een mooie scooter kopen.
Ik zou geld aan mijn familie geven.
Ik zou het geld op de bank zetten.

Slide 27 - Diapositive

0

Slide 28 - Vidéo

portretten

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive