Les 8 - Pijn deel 2

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Een patient snijdt zichzelf bij het koken. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 5 - Quiz

Een zorgvrager komt bij jou en geeft aan dat hij pijn heeft in het been. Zij beschrijft dit als een stekend gevoel, met een soort elektrische schokken, die verergert bij de lichtste aanraking.
Hier is waarschijnlijk sprake van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de WHO pijnladder? 
Stap 1 
Stap 4
Stap 3
Stap 2
timer
2:00
Sterk opoid per injectie
sterk opoid per pleister
Sterk opoid oraal
NSAID met zwak opoid
paracetamol met zwak opoid
NSAID
paracetamol

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Deze medicatie sufheid geven, concentratieproblemen, droge mond, hartritmestoornissen en zeldzaam acute hartdood hierdoor.
Welke groep is dit?
A
anti-epileptica
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
antidepressiva

Slide 14 - Quiz

Deze medicijngroep werkt doordat ze in het algemeen de prikkels in het zenuwstelsel verminderen, en daarmee ook de pijnklachten.
welke groep is dat?
A
tricyclische antidepressiva
B
Serotonine heropname remmer
C
lidocaine
D
anti-epileptica

Slide 15 - Quiz

Wanneer een patient anti-epileptica of anti-depressiva krijgt, niet voor epileptie of depressie, maar voor pijn, dan kun je dit zien aan:
A
staat erbij op het medicijndeelblad
B
de dosering is anders
C
altijd in combinatie met paracetamol/NSAID
D
altijd in combinatie met opiod

Slide 16 - Quiz

timer
1:00
Algemene werking
van antidepressiva?

Slide 17 - Carte mentale

Welke groep antidepressiva gaan het snelste werken?
A
SSRI's
B
serotonine heropname remmers
C
MAO remmers
D
TCA's.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Deze medicatie werkt door het binden aan overprikkelde zenuwcellen en er voor te zorgen dat ze minder gevoelig worden.
Welke groep is dit?
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
capsaicine pleister/creme

Slide 23 - Quiz

Bij welk van deze lokale anesthetica kan er sprake zijn van huidproblemen na aanbrengen?
(roodheid, jeuk, branderig, allergische reactie)
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
capsaicine pleister/creme
D
alle genoemden

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

als laatste: overzichtsschema

Slide 26 - Diapositive