6. schooltaalwoorden 1 t/m 36 oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nederlands - schooltaalwoorden

1 tot en met 36

oefenen

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

• Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
• Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord in een zin.
• Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.

 

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden

 

Waarom zijn schooltaalwoorden belangrijk?

1. Schooltaalwoorden zijn moeilijk.
2. Ze staan in de boeken van de Entree-klas, mbo 2, 3 en 4.
3. Schooltaalwoorden zijn leuk.
4. Schooltaalwoorden zijn saai.

Welke drie schooltaalwoorden ken je al?

Wat betekent: samenvatten?

1. iets nodig hebben
2. in het kort de belangrijkste dingen opschrijven/vertellen
3. onderbouwen
4. er komt meer bij

Wat betekent: eenmaal?

1. er komt niets meer daarna
2. echt, wettig, goedgekeurd
3. eens, ooit, veel later
4. voorkeur, wat je kiest

Wat betekent: indelen?

1. iets nodig hebben
2. in groepen delen
3. duidelijk maken
4. een onbekende persoon leren kennen

Wat betekent: tegenstelling?

1. het is belangrijk
2. een schoolboek
3. de grootte van iets
4. twee heel verschillende dingen

Wat betekent: gaat om?

1. dat is belangrijk
2. er komt meer bij
3. hevig, sterk
4. iets ergens laten horen of zien

Wat betekent: de haak?

1. de bladzijde
2. dunne stift met scherpe punt om mee te naaien
3. een ding waar je iets aan kunt hangen
4. voorkeur, wat je kiest

Wat betekent: aandachtig?

1. één keer
2. bijvoorbeeld
3. vooral, voornamelijk, het meeste
4. met aandacht, met concentratie, heel goed

Waar staat het woord tussen haakjes?

1. (woord)
2. <woord>
3. *woord *
4. /woord\

Wat betekent: de keus?

1. een woord in het kort
2. de grootte
3. voorkeur, wat je kiest
4. officieel

Welk woord past in de zin?
We gaan de tekst van Nieuwsbegrip ............

1. onderbouwen
2. samenvatten
3. baseren op
4. kennismaken

Welk woord past in de zin?
...............komt de tijd dat alle auto's elektrisch rijden.

1. Eenmaal
2. Materiaal
3. Gebruikelijk
4. Officieel

Welk woord past in de zin?
We gaan de klas ............ in vier groepen.

1. baseren op
2. maatregelen
3. gebruikelijk
4. indelen

Hieronder staan steeds twee woorden.
Wat is de tegenstelling?

1. blauw - blauw
2. lief - aardig
3. laag - hoog
4. oud - ouder

Hieronder staan steeds twee woorden.
Wat is de tegenstelling?

1. wit - wit
2. blij - verdrietig
3. veel - groot
4. mooi - jurk

Hieronder staan steeds twee woorden.
Wat is de tegenstelling?

1. wit - wit
2. gemakkelijk - moeilijk
3. hoog - groot
4. mooi - jurk

Bedenk zelf een tegenstelling:
.......... en ........

Bedenk zelf nog een tegenstelling:
.......... en ........

Welk woord past in de zin?
De docent zegt: 'Het ........ in deze les ........ het werkwoord. Dat staat achteraan.'

1. behoefte hebben aan
2. baseren op
3. kennismaken met
4. gaat om

Welk woord past in de zin?
Ik hang mijn jas aan ..... .......

1. de haak
2. de raad
3. de raad
4. de grootte

Welk woord past in de zin?
Ik lees het boek ........

1. hoofdzakelijk
2. aandachtig
3. zekerheid
4. afkorting

Lees deze zin:
Ik heb twee zussen (Hatice, Fatima) en één broer (Ahmed).

Maak de zin af:
De namen Hatice, Fatima en Ahmed staan ..........

1. tussen haakjes
2. tussen sterretjes
3. tussen pijltjes
4. tussen puntjes

Welk woord past in de zin?
We gaan de klas ...... in vier groepen

1. is van belang
2. heeft behoefte aan
3. geeft weer
4. baseert op

Welk woord past in de zin?
In de schoenenwinkel is veel ........
Ze hebben veel leuke schoenen.

1. grootte
2. tegenstelling
3. keus
4. formaat

Welke schooltaalwoorden heb je in deze les geleerd?

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

1. niet goed
2. voldoende
3. ruim voldoende
4. goed

Hoe vond je de les?

1. saai
2. wel oké
3. leerzaam
4. niet zo leerzaam

Einde

Bedankt dat je meedeed.

Goed gewerkt!