Thema 6 - les 2 - groep 8 - splitsbare ww

Is dit een scheidbaar werkwoord?

Verbazen
A
Wel scheidbaar
B
Niet scheidbaar
1 / 34
suivant
Slide 1: Quiz
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Is dit een scheidbaar werkwoord?

Verbazen
A
Wel scheidbaar
B
Niet scheidbaar

Slide 1 - Quiz

Welke is een scheidbaar werkwoord?
A
vergeten
B
voorstellen

Slide 2 - Quiz

Wat is een scheidbaar werkwoord?

A
appen
B
bellen
C
terugbellen
D
mailen

Slide 3 - Quiz

Wat is een scheidbaar werkwoord?

A
rennen
B
fietsen
C
praten
D
oplossen

Slide 4 - Quiz

Welke is een scheidbaar werkwoord?
A
Goedkeuren
B
Vergeten

Slide 5 - Quiz

Welke is een scheidbaar werkwoord?
A
installeren
B
meenemen

Slide 6 - Quiz

Opbellen is een scheidbaar werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Ik trek mijn jas uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
trekkenuit
C
uittrekken
D
uit

Slide 8 - Quiz

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
Een werkwoord wat over scheiden gaat.
B
Een werkwoord wat binnen een zin uit elkaar getrokken kan worden.
C
Een werkwoord waar het woord scheiden in voorkomt.

Slide 9 - Quiz

Een scheidbaar werkwoord
is een combinatie van
een werkwoord en een voorzetsel
A
juist
B
niet juist

Slide 10 - Quiz

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
lachen
B
uitlachen

Slide 11 - Quiz

Maksim lacht Yaroslav niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
lachen
B
uitlachen

Slide 12 - Quiz

Weet je nog?
Nadenken is een scheidbaar werkwoord. (knipwerkwoord)
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken

Slide 14 - Quiz

Is dit een scheidbaar werkwoord?

Opbellen
A
Wel scheidbaar
B
Niet scheidbaar

Slide 15 - Quiz

Is dit een scheidbaar werkwoord?

Beginnen
A
Wel scheidbaar
B
Niet scheidbaar

Slide 16 - Quiz

aanstellen, aanmoedigen en toenemen zijn scheidbare werkwoorden.
A
nee
B
weet niet
C
einde toets
D
ja

Slide 17 - Quiz

Oriënteren op de tekst
Oriënteren betekent: lees de titel, bekijk eventuele plaatjes, lees de inleiding, kopjes en bekijk de bron.

Slide 18 - Diapositive

Wat weet jij al over freerunning?

Slide 19 - Carte mentale

Informatie uit de tekst halen
Lees: Bij de … of hekjes. (alinea 2)

Wat past het beste op plaats 1?
a. of
b. ook
c. en
d. maar

Slide 20 - Diapositive

Wat past het beste op plaats 1?
A
of
B
ook
C
en
D
maar

Slide 21 - Quiz

Informatie uit de tekst halen
Lees: Voor freerunning … salto’s gebruiken! (alinea 3)

Wat past het beste op plaats 2?
a. namelijk
b. dus
c. alleen
d. weer

Slide 22 - Diapositive

Wat past het beste op plaats 2?
A
namelijk
B
dus
C
alleen
D
weer

Slide 23 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord obstakels in deze tekst?
A
gebouwen
B
trappen
C
hindernissen
D
hekjes

Slide 24 - Quiz

Informatie uit een tekst halen
Lees: Voor freerunning … salto’s gebruiken! (alinea 3)

Wat betekent het onderstreepte woord obstakels in deze tekst?
a. gebouwen
b. trappen
c. hindernissen
d. hekjes

Slide 25 - Diapositive

Informatie uit een tekst halen
Bij welke alinea of alinea’s past het kopje Oefening baart kunst het beste?
a. alinea’s 3 en 4.
b. alinea 4.
c. alinea’s 4 en 5.
d. alinea’s 4, 5 en 6.

Slide 26 - Diapositive

Bij welke alinea of alinea’s past het kopje Oefening baart kunst het beste?
A
alinea’s 3 en 4
B
alinea 4
C
alinea 4 en 5
D
alinea 4, 5 en 6

Slide 27 - Quiz

Informatie uit de tekst halen
Lees: Misschien wil… je ouders. (alinea 6 en 7) Jorrit maakt een schema van dit stukje.
Het is nog niet helemaal af.






Wat past in dit schema het beste op plaats 2?
a. Zelf freerunnen
b. Lid worden van een club
c. Lenig zijn
d. Toestemming vragen aan je ouders

Slide 28 - Diapositive

Wat past in dit schema het beste op plaats 2?
A
Zelf freerunnen
B
Lid worden van een club
C
Lenig zijn
D
Toestemming vragen aan je ouders

Slide 29 - Quiz

Informatie opzoeken in de tekst
Voor wie is deze tekst vooral geschreven?
a. Voor alle kinderen die iets over freerunning willen leren.
b. Voor sportieve kinderen die willen gaan freerunnen.
c. Voor kinderen die freerunnen.
d. Voor de ouders van kinderen die willen gaan freerunnen.

Slide 30 - Diapositive

Voor wie is deze tekst vooral geschreven?
A
Voor alle kinderen die iets over freerunning willen leren
B
Voor sportieve kinderen die willen gaan freerunnen
C
Voor kinderen die freerunnen
D
Voor de ouders van kinderen die willen gaan freerunnen

Slide 31 - Quiz

Ik had ... antwoorden goed:
06

Slide 32 - Sondage

Mijn voorspelling is uitgekomen:
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Tot slot:
Wat heb je vandaag geleerd en wat ga je onthouden voor de volgende keer?

Slide 34 - Carte mentale