2.3 Lezen - les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom bij Nederlands!

In deze les:

• Terugblik op de vorige les
  
• Uitleg: tegenstelling en voorbeeld
  
• Samen: opdracht 10, 11 en 12 op bladzijde 101, 102 en 103.
  
• Uitleg: verwijswoorden
• Samen: opdracht 14 en 15 (blz. 104 en 105)
• Samen lezen: tekst 9 op blz. 105
• Zelfstandig maken:
  opdracht 17 t/m 21 (blz. 106 t/m 107)

• Afsluiten: bliksembeurten

Doelen van deze les:

1. Aan het einde van de les kun je de signaalwoorden die een tegenstelling en een voorbeeld aangeven opnoemen.
   
   
2. Aan het einde van de les kun je vertellen naar welk woord of naar welke zin verwijswoorden verwijzen. 

2.3 Lezen

Hoe is een tekst vaak opgebouwd?

De kern

Het slot

Signaalwoorden

Tegenstelling

opdracht 10 (blz. 101)

Voorbeeld

voorbeeld

opdracht 11 en 12 (blz. 102 en 103)

verwijswoorden

verwijswoorden

Voorbeelden: 
hij, hem, haar, het, zij, die, dit, dat, hier, daar

Zo kom je erachter waar een woord naar verwijst:
Stel een vraag die begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e).

opdracht 14 en 15 (blz. 104 en 105)

Tekst 9: Wolf definitief terug in Nederland na vestiging op Veluwe (blz. 105 en 106)

Zelf maken: opdracht 17, 18, 19, 20 en 21  (blz. 106 en 107)