Maandag 30 maart 2020
1 / 38
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat betekent:
de emotie
de emotie
A
het gevoel dat je hebt (boos, bang, blij, verdrietig)
B
dat je moet werken op school
C
dat je geen zin hebt
D
een leuk figuur op whatsapp
Slide 4 - Quiz
Wat betekent:
het onderwerp
het onderwerp
A
dat het beneden is
B
dat je iets moet gooien
C
dat waarover je denkt of praat
D
niet boven
Slide 5 - Quiz
Wat betekent:
de prijs
de prijs
A
dat je rijk bent
B
ander woord voor op reis gaan
C
iets wat je kan eten
D
het bedrag wat je moet betalen
Slide 6 - Quiz
Wat betekent:
digitaal
digitaal
A
als je iets op moet schrijven
B
wat je met de computer kan doen
C
wat met de taal te maken heeft
D
wat met Disk en Diglin te maken heeft
Slide 7 - Quiz
Wat betekent:
eigenaardig
eigenaardig
A
anders dan wat normaal is
B
dat het van jou is
C
dat je aardig bent
D
dat je niet aardig bent
Slide 8 - Quiz
Maak een zin met het woord:
de emotie
de emotie
Slide 9 - Question ouverte
Maak een zin met het woord:
het onderwerp
het onderwerp
Slide 10 - Question ouverte
Maak een zin met het woord:
de prijs
de prijs
Slide 11 - Question ouverte
Maak een zin met het woord:
digitaal
digitaal
Slide 12 - Question ouverte
Maak een zin met het woord:
eigenaardig
eigenaardig
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Waarom is de lente voor de vogels een druk seizoen?
Noem drie dingen uit de tekst die vogels in de lente doen.
Noem drie dingen uit de tekst die vogels in de lente doen.
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
Waarom gaan de webcams in de lente aan? Tip: lees regel 23 van de tekst.
A
Er is dan goed licht buiten.
B
Er is dan veel te zien buiten.
C
Het is dan mooi buiten.
Slide 22 - Quiz
Wanneer filmen de webcams? Tip: lees regel 24 van de tekst.
A
Ze filmen alleen overdag.
B
Ze filmen alleen 's nachts.
C
Ze filmen dag en nacht.
Slide 23 - Quiz
Waar kun je de filmpjes bekijken? Tip: lees regel 25.
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Diapositive
Waar staan de webcams? Tip: lees regel 29 uit de tekst.
A
Bij een vijver
B
Bij elf nesten en bij een vijver.
C
Bij nesten met eieren.
Slide 26 - Quiz
Wat doen de vogels bij de vijver?
Noem twee dingen die in de tekst staan. Tip: lees regel 34 en 35 uit de tekst.
Noem twee dingen die in de tekst staan. Tip: lees regel 34 en 35 uit de tekst.
Slide 27 - Question ouverte
Wat weet jij nu over
webcams
en vogels?
webcams
en vogels?
Slide 28 - Carte mentale
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Welk apparaat hoor je?
Klik hier:
Klik hier:
A
het toilet
B
de stofzuiger
C
de computer
D
de wasmachine
Slide 31 - Quiz
Wat hoor je?
Klik hier:
Klik hier:
A
de stofzuiger
B
het toetsenbord
C
de machine
D
het toilet
Slide 32 - Quiz
Wat hoor je?
Klik hier:
Klik hier:
A
het toilet
B
de kraan
C
de wasmachine
D
het apparaat
Slide 33 - Quiz
Welk apparaat hoor je?
Klik hier
Klik hier
A
de kraan
B
de wasmachine
C
de koelkast
D
de telefoon
