Samenhang 2 teeth, speaking/conversation drawing

• Engels
• MBO
• Studiejaar 3

English

Samenhang 2

week 4.2

programme

1. last lesson

2. more on linking words

3. wordorder

aims

after today's lesson:

- you have used linking words in writing

- you have had a conversation about a drawing

previous lessons

you have practiced on linking words and wordorder

any questions?

linking words

write a short story about what you have heard

use as many linking words as possible

exchange with a classmate

give feedback on the linking words

(could you have used others, more, which were good)

write your story and feedback

Feedback:

- underline the linking words

- is the use correct?

- what other linking words could have been used?

- where could more linking words have been used? 

the real story of the film

we'll watch it again

wordorder

what is the right wordorder in an English sentence 

and how to use it

grammar - wordorder

what do you know about wordorder in English?

wordorder

SVO-language

Subject - Verb - Object

I (S) buy (V) a car (O)

I (S) could have bought (V) a car (O)

wordorder

object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp

mv: aan of voor wie je iets doet

lv: wat je doet

wordorder

object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp

mv: aan of voor wie je iets doet

lv: wat je doet

Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw

wordorder

object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp

mv: aan of voor wie je iets doet

lv: wat je doet

Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw

een bos bloemen = lv

voor mijn vrouw = mv

wordorder

object: meewerkend voorwerp/lijdend voorwerp

mv: aan of voor wie je iets doet (indirect object)

lv: wat je doet (direct object)

Ik kocht een bos bloemen voor mijn vrouw

een bos bloemen = lv

voor mijn vrouw = mv

I bought my wife a bunch of flowers

wordorder

Subject - Verb - Indirect Object - Direct Object

I (S) bought (V) my wife (IO) a bunch of flowers (DO)

She (S) made (V) me (IO) a cake (DO)

The hospital (S) didn't offer (V) her (IO) the job (DO)

but:

She (S) made (V) a cake (DO) for me (IO)

The hospital (S) didn't offer (V) the job (DO) to her (IO)

wordorder

I bought my wife a bunch of flowers

-> how - where - when?

wordorder

I bought my wife a bunch of flowers

-> how - where - when?

at the end of the sentence

wordorder

I bought my wife a bunch of flowers

-> how - where - when?

at the end of the sentence:

I bought my wife a bunch of flowers with great pleasure at the florist's yesterday

wordorder

subject- verb - object - where - when

or:

wie doet wat waar wanneer

questions?

practice

on the next slides a couple of mixed up sentences

put the parts in the right order

1.

clean the desks - you - really - her - tomorrow - should - help

1.

clean the desks - you - really - her - tomorrow - should - help

you should really help her clean the desks tomorrow

2.

? - are - on holiday - soon - going - you

2.

? - are - on holiday - soon - going - you

Are you going on holiday soon?

3.

? - wrote - to me - yesterday - this email - who

3.

? - wrote - to me - yesterday - this email - who

Who wrote this email to me yesterday?

4.

in room 205 - will - the new plans - I - Friday - explain

4.

in room 205 - will - the new plans - I - Friday - explain

I will explain the new plans in room 205 Friday

5.

could - win - in Leeds - Amber - the match - last weekend - easily

5.

could - win - in Leeds - Amber - the match - last weekend - easily

Amber could easily win the match in Leeds last weekend

programme

1. last week

2. wordorder

3. writing

practice

'write a message'

afstemming taalgebruik

kandidaat legt korte sociale contacten door gebruik te maken van alledaagse beleefdheidsvormen:

bijv: 

begroeten, een gelukwens, een vraag stellen, afscheid nemen, kort antwoord op een vraag, eenvoudige info verstrekken, iets vertellen over een ervaring

afstemming taalgebruik

door alledaagse beleefdheidsvormen

bijv:

hi, dear, thank you, (kind) regards

afstemming taalgebruik +

- een gesprek voeren

- antwoord geven op vragen

- meerdere vragen stellen

- uitgebreider vertellen

afstemming taalgebruik +

- how are you?

- nice to see you?

- thank you for you time.

- gebruik could and would ipv can and want

- check de 'uitdrukkingen' achter in je boek

vloeiendheid

spreektempo (vrij laag)

korte zinsdelen met gemak

duidelijke aarzelingen, herformuleringen, valse starts

uitspraak

over het algemeen duidelijk verstaanbaar

merkbaar accent

publiek moet af en toe om herhaling vragen

productie/interactie strategieën

- gesprek: reageert op vragen, maar kan zelden gesprek zelf gaande houden

- onbegrip aangeven, vragen om herhaling

- gebruik fillers (uh)

- overkoepelend begrip/woord verbuitenlandsen of omschrijven

conversations - drawing

nr 1 describes her drawing without showing

nr 2 tries to draw as good as possible

switch roles

upcoming 

19/5 about grammar (tenses) & questions

26/5 Hemelvaart

2/6 writing exam

9/6 & 16/6 oral exams