OEFENEN 3.1 & 3.2

Mens & Maatschappij
OEFENEN 3.1 & 3.2
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mens & Maatschappij
OEFENEN 3.1 & 3.2

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 3.1

Slide 2 - Diapositive

Zet de zinnen in de goede kolom. Is het een oorzaak of een gevolg? 
Oorzaak
Gevolg



_
A. De geallieerden stopten de handel met Nederland
B In Nederland is weinig aandacht voor de Eerste Wereldoorlog.
C. In Nederland kwamen mensen om door hongerd is weinig aandacht voor de Eerste Wereldoorlog.
D. In Nederland werd niet gevochten

Slide 3 - Question de remorquage

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

plaats waar gevochten wordt

Slide 4 - Question ouverte

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

ondemocratische regering

Slide 5 - Question ouverte

Bekijk bron 1.

Welk begrip uit dit hoofdstuk past bij deze foto?

Slide 6 - Question ouverte

Lees bron 2.

Vergelijk de verschillende partijen die tegen elkaar vochten tijdens de Eerste Wereldoorlog met de verschillende partijen die tegenover elkaar staan in de oorlog in Oekraïne in 2022. Noteer minstens twee verschillen.

Slide 7 - Question ouverte

Zet de volgende gebeurtenissen in de goede volgorde.

Doe het zo (voorbeeld):
A - B - C - D

Slide 8 - Question ouverte

Bekijk bron 3.

In de Eerste Wereldoorlog waren alle partijen bezig met propaganda. Een voorbeeld daarvan zie je in bron 3. Leg met een bronelement uit dat deze bron over propaganda gaat.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer twee nieuwe wapens die in de Eerste Wereldoorlog voor het eerst echt gebruikt werden.

Slide 10 - Question ouverte

Welke uitspraak is juist?
A
Door de Eerste Wereldoorlog stierven er meer dan 10 miljoen mensen
B
Door de wapenwedloop ontstond industrialisatie.
C
Door het militarisme kregen veel landen een leger.
D
Door nationalisme ontstonden meer nationaliteiten.

Slide 11 - Quiz

Welk land hoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Centralen?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Rusland

Slide 12 - Quiz

Aan welke kant stond Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
aan de kant van de centralen
B
aan de kant van de geallieerden
C
aan geen enkele kant; Nederland was meteen bezet door Duitsland
D
aan geen enkele kant; Nederland was neutraal

Slide 13 - Quiz

Paragraaf 3.2

Slide 14 - Diapositive

Maak de juiste combinaties. 
Hoe de samenleving eruit moet zien

Mussolini

als de overheid volledig heerst over de maatschappij

Hitler

facisme
totalitair
ideologie
nationaalsocialisme

Slide 15 - Question de remorquage

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

aankoop van goederen

Slide 16 - Question ouverte

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

afkorting van nationaalsocialist

Slide 17 - Question ouverte

Bekijk bron 1.

Jessy besluit om de laptop te kopen en in drie jaar terug te betalen. Welk begrip hoort daarbij?

Slide 18 - Question ouverte

Duitsland moest in 1919 het Verdrag van Versailles ondertekenen.

Noteer twee bepalingen uit het Verdrag van Versailles die nadelig waren voor Duitsland.

Slide 19 - Question ouverte

Bekijk bron 2 en 3.

Tijdens de Vrede van Versailles werd bepaald dat er nieuwe landen kwamen. Veel volken wilden een eigen land. Maak duidelijk dat het daarom opvallend is dat er landen als Tsjechoslowakije en Joegoslavië ontstonden.


Slide 20 - Question ouverte




Slide 21 - Question ouverte

Bekijk bron 4.

Veel werklozen waren niet blij met dit gratis fietsplaatje, ook al hoefden ze geen fietsbelasting te betalen. Geef hiervoor een uitleg.

Slide 22 - Question ouverte

De Gestapo, de geheime staatspolitie in nazi-Duitsland, speurde mensen op die een andere mening hadden. Deze mensen werden vaak gemarteld om schuld te bekennen. Maar de mensen in Duitsland protesteerden bijna niet tegen de Gestapo.

Geef hiervoor een verklaring.

Slide 23 - Question ouverte

Van welk land was Mussolini de leider?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Italië
D
Oostenrijk-Hongarije

Slide 24 - Quiz

Wat was het grote verschil tussen het nationaalsocialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini?
A
Het nationaalsocialisme was gewelddadig, het fascisme niet
B
Het nationaalsocialisme was nationalistisch, het fascisme niet.
C
Het nationaalsocialisme was niet democratisch, het fascisme wel
D
Het nationaalsocialisme was racistisch, het fascisme niet

Slide 25 - Quiz

Einde 

Slide 26 - Diapositive