werkwoordspelling - Engelse werkwoorden

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Nederlands 

Werkwoordspelling - 
Engelse werkwoorden 29 mei 2020

Slide 2 - Diapositive

lesplanning

  • leenwoorden/Engelse werkwoorden
  • vervoegen Engelse werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd
  • oefeningen

Slide 3 - Diapositive

 lesdoelen
Je weet wat leenwoorden zijn.
Je weet hoe je Engelse werkwoorden vervoegt.

Slide 4 - Diapositive

leenwoorden
woord dat uit een andere taal is overgenomen

Voorbeeld: 'lasagne' en 'computer'


Slide 5 - Diapositive

Welke leenwoorden gebruik jij?

Slide 6 - Diapositive

veel gebruikte leenwoorden (1)
brainstormen
checken
mailen
timen
googelen
deleten
downloaden


Slide 7 - Diapositive

veel gebruikte leenwoorden (2)
WhatsAppen
saven
scannen
shoppen
updaten
stressen
lunchen

Slide 8 - Diapositive

Engels ww in de tt

Vervoeg je net als zwakke Nederlandse werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 9 - Diapositive

pv in tegenwoordige tijd
checken - stam = check/en - ik- vorm = check
stam + t
ik check
jij checkt/check jij
hij checkt
wij checken

Slide 10 - Diapositive

twee verschillen
1e
Voor de uitspraak moet je soms een 'e' toevoegen aan de stam

voorbeeld:
daten
*dat/en
date/n

Slide 11 - Diapositive

twee verschillen
2e
woorden die eindigen op een dubbele medeklinker verliezen een medeklinker als ze in het Nederlands gewoon zijn geworden:
stressen
stress/en
ik-vorm = stres

Slide 12 - Diapositive

twee verschillen
2e
woorden die eindigen op een dubbele medeklinker en wij uitspreken op z'n Engels houden de dubbele medeklinker.
voorbeeld:
paintballen
paintball/en
ik-vorm = paintball, hij paintballt

Slide 13 - Diapositive

oefenen tt
updaten
stam: 
ik ........
hij  ..........
wij ........

Slide 14 - Diapositive

oefenen tt
updaten
update/n
ik update
hij updatet
wij updaten

Slide 15 - Diapositive

oefenen
recylen
stam: 
ik .......
hij ..........
wij ..........

Slide 16 - Diapositive

oefenen
recylen
recycle/n
ik recycle
hij recyclet
wij recyclen

Slide 17 - Diapositive

Zet in de tegenwoordige tijd
  1. bloggen – hij
  2. flippen – hij 
  3. flirten – hij  
  4. hockey – hij                     
  5. hiphoppen – hij 

Slide 18 - Diapositive

Antwoorden
bloggen – hij
blogt
flippen – hij
flipt
flirten – hij flirt
hockey – zij
hockeyt
hiphoppen – zij hiphopt

Slide 19 - Diapositive

herhaling
  • Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde wijze als Nederlandse werkwoorden.
  • Voor de uitspraak moet je soms een 'e' toevoegen aan de stam (voorbeeld: save)
  • Woorden die je op zijn Engels uitspreekt en twee medeklinkers aan het einde van de stam hebben, houden de medeklinkers.

Slide 20 - Diapositive

Engels ww in de verleden tijd

Slide 21 - Diapositive

 Engelse werkworden in de verleden tijd

verlengen
't ex kofschip

Slide 22 - Diapositive

verlengen
coachen - coachte 

scoren - scoorde

Slide 23 - Diapositive

Engelse werkwoorden in de verleden tijd

't ex kofschip
coachen - coach/en
stam eindigt op ch
'ch' WEL in 't ex kofschip -> T
vt van coachen = coachte

Slide 24 - Diapositive

Engelse werkwoorden in de verleden tijd

't ex kofschip
saven - save/n
stam eindigt op v !
'v' NIET in 't ex kofschip -> D
vt van saven = savede

Slide 25 - Diapositive

oefenen vt
scoren
stam:
ik ........
hij ..........
wij ........

Slide 26 - Diapositive

oefenen vt
scoren
score/n
ik scoorde
hij scoorden
wij scoorden

Slide 27 - Diapositive

oefenen vt
updaten
stam:
ik ........
hij ..........
wij ........

Slide 28 - Diapositive

oefenen vt
updaten
update/n
ik updatete
hij updatete
wij updateten

Slide 29 - Diapositive

Nog meer oefenen vt
  1. pimpen – jij
  2.  lunchen – ik  
  3. trainen – wij  
  4. zoomen – ik  
  5. turnen – zij

Slide 30 - Diapositive

Antwoorden
  1. pimpen – jij pimpte
  2. lunchen – ik lunchte
  3. trainen – wij trainden
  4. zoomen – ik zoomde
  5. turnen – zij turnde

Slide 31 - Diapositive

Huiswerk
Engelse leenwerkwoorden vervoegen:
Maak de opdracht in Teams

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive