AH2G 7 maart 2025

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

AH2G, le 7 mars 2025

Planning 7/3:

- Intro: Kloktijden, dagdelen, pouvoir, vouloir

- HW controle: ex 14 A,B,C p. 148/149

- Maken ex 16 p. 150

- maken ex 2A+C p. 136/137 + ex 4 p. 138 

Lesdoelen: na deze les heb je

- de kloktijden herhaald + de benamingen voor de dagdelen in het Frans

- de vervoegingen vd werkwoorden pouvoir + vouloir herhaald + toegepast

- een deel van de vocabulaire herhaald 

 

Les heures: regarde la vidéo

?

?

?

?

?

?

?

?

?

?

?

?

Hele uren

Het is twee uur = Il est deux heures.

Het is acht uur = il est huit heures.

Het is één uur = Il est une heure.

Je schrijft 'heures' altijd met een 's', behalve als het één uur is!

Hele uren

LET OP!

Het is 12 uur 's middags = Il est midi.

Het is 12 uur 's nachts = Il est minuit.

In het Frans zeg je niet: il est douze heures, maar: il est midi/minuit.

Kwart over = ..... et quart 

Het is kwart over twee = Il est deux heures et quart

Het is kwart over 1 = Il est une heure et quart

12:15 = Il est midi et quart (zonder " heures")

00:15 = Il est minuit et quart (zonder " heures")

Halve uren = ..... et demie

Half drie = Il est deux heures et demie (pas op! het hele uur + half uurtje in het Frans!)

Half twee = Il est une heure et demie

Half 1 's middags = Il est midi et demi (let op: zonder -e!)

Half 1 's nachts = Il est minuit et demi

Kwart voor = ..... moins le quart

kwart voor 2 = Il est deux heures moins le quart.

kwart voor 1 = Il est une heure moins le quart.

kwart voor 12 's middags = Il est midi moins le quart.

kwart voor 12 's nachts = Il est minuit moins le quart.

voor = ..... moins

13.50 = Il est deux heures moins dix

14.35 = Il est trois heures moins vingt-cinq.

11.50= Il est midi moins dix.

over= ..... getal erbij

15.10= Il est trois heures dix

14.20= Il est deux heures vingt

10.05 = Il est dix heures cinq.

12.10 = Il est midi dix.

Dagdelen: 

Le matin = de ochtend. 's ochtends

l'après-midi = de middag, 's middags

Le soir = de avond, 's avonds

La nuit = de nacht, 's nachts

Vouloir (= willen)

Présent (tegenwoordige tijd) 

Je veux  = ik wil

Tu veux  = jij wil

Il/elle/on veut  = hij/zij/men wil

Nous voulons = wij willen

Vous voulez  = jullie willen/u wil

Ils/elles veulent = zij willen

Pouvoir (=kunnen)

Présent (tegenwoordige tijd)

Je peux= ik kan

Tu peux=jij kunt

Il/elle/on peut= hij/zij/men kan

Nous pouvons=wij kunnen

Vous pouvez=jullie kunnen/u kunt

Ils/Elles peuvent=Zij kunnen

À faire:

• - HW controle: ex 14 A,B,C p. 148/149
• - Maken ex 16 p. 150
• - maken ex 2A+C p. 136/137 + ex 4 p. 138