Waterstofperoxide (H₂O₂) ontleed onder invloed van utraviolet licht.
H-O-O-H of R-O-O-R
De reactie heet initiatie.
Heeft het na de reactie lading?
Nee, maar is wel heel reactief door dat het brokstuk een bindingsplaats ter beschikking heeft.
Slide 8 - Diapositive
Wat gebeurt er als je lang wacht met het toevoegen van overmaat waterstofperoxide?
De ketens worden langer.
Wat voor bindingen gaan er tussen de ketens zitten.
VanderWaalsbindingen
Hoe komt het dat het ene plastic steviger is dan het andere plastic?
Door de reactie langer door te laten lopen. Je krijft dan meer VanderWaalsbindingen dus wordt het plastig steviger.
Is dit een thermoplast of een thermoharder?
Thermoplast, want als je het verwarmt dan worden de VanderWaalsbindingen verbroken.
Slide 9 - Diapositive
Teken een stukje uit het midden van de polymerisatie van but-2-een. Laat zien hoe dit ontstaat.
Wat is de naam van de ontstane polymeer?
polybut-2-een
Slide 10 - Diapositive
Geef de reactie van de polycondensatie in structuurformules van ethaandizuur en butaan-1,4-diamine.
Slide 11 - Diapositive
Uit twee van de stoffen kun je een polyamide maken. Geef de polycondensatie in structuurformules.
alkaanamine
alkaandiamine
alkanol
alkaandiol
alkaandizuur
alkaandizuur
Slide 12 - Diapositive
Wat is de naam en de molecuulformule?
3-methyl-pent-1,3-dieen
C₆H₁₀
Slide 13 - Diapositive
Teken de lewis structuur van:
3-chloor-2-methylbutaan-1-ol
Slide 14 - Diapositive
zuurstof
broom
waterstof
aluminum
goud
kobalt
lood
ijzer
fosfor
O₂
Br₂
H₂
Al
Au
Co
Pb
Fe
P
Schrijf de molecuulformule op van:
Slide 15 - Diapositive
Calcuim
Chloor
Stikstof
Koolstof
Fluor
kwik
Radium
zilver
neon
Ca
Cl₂
N₂
C
F₂
Hg
Ra
Ag
Ne
Schrijf de molecuulformule op van:
Slide 16 - Diapositive
Om salpeterzuur te maken moet je stikstofdioxide reageren met zuurstof en waterdamp. Hoeveel gram stikstofdioxide is er nodig om 85 gram salpeterzuur te maken
Bereken de reactie warmte is de reactie endotherm of exotherm?
Teken het energie diagram.
Slide 17 - Diapositive
Teken de lewisstructuur van threonine
Slide 18 - Diapositive
Wat zijn isotopen?
atomen met een verschillend aantal neutronen dus ook verschillende massa
Slide 19 - Diapositive
Ether is een vloeistof met formule C₄H₁₀O. Ether wordt onder andere gebruikt als verdovingsmiddel.De MAC waarde van ether is 1200 mg/m³. In een ruimte van 36 m³ bevindt zich 1,3 mol etherdamp.
Laat aan de hand van een berekening zien of dan de MAC waarde in die ruimte is overschreden.
Mac (ether) = 1200 mg
Molaire massa C₄H₁₀O = 74,12 g / mol
1,3 Mol C₄H₁₀O ≈ 1,3 • 74,12 g
per m³ = (1,3 • 74,12)/36 = 2,7 g aanwezig dus 2,7 • 103 mg/m³
De mac-waarde is ruimschoots overtreden.
Slide 20 - Diapositive
Ethylacetaat is de ester van azijnzuur en ethanol. Geef de condensatiereactie van deze reactie.
Slide 21 - Diapositive
Ethylacetaat is de ester van azijnzuur en ethanol. Men wil deze twee stoffen uit ethylacetaat terug winnen.
Door water met wat zuur als katalysator toe te voegen aan ethylacetaat kunnen beide stoffen gevormd worden. Hoe noem je zo'n reactie?
Hydrolyse
Slide 22 - Diapositive
Hoe heet het koppelstuk bij de vorming van een polyamide?
peptidebinding
Slide 23 - Diapositive
Hoe heet het koppelstuk bij de vorming van een polymeer uit een zuurgroep en een hydroxygroep?
Een ester binding
Slide 24 - Diapositive
Als je twee monomeren nodig hebt voor de polycondensatie, wat is dan de algemene naam voor de ontstane polymeer?
copolymeer
Slide 25 - Diapositive
Caseïne is het belangrijkste eiwit in melk. In een liter melk is 25 gram caseïne aanwezig.
Bereken het massa % caseïne in melk.
Zoek de dichtheid van melk op in je Binas.
Slide 26 - Diapositive
Twee leerlingen hebben een oxaalzuuroplossing gemaakt.
Leerling 1 heeft 900 mg oxaalzuur opgelost in 500 cm³ water.
Leerling 2 heeft 150 mg oxaalzuur opgelost in 200 cm³ water.
Bereken in beide gevallen de concentratie van het oxaalzuur in g/cm³
Slide 27 - Diapositive
De leerlingen doen allebei 100 cm³ van hun oxaalzuuroplossing in een erlenmeyer. Ze voegen er allebei evenveel magnesiumpoeder aan toe. Dan vindt een reactie plaats waarbij een gas ontstaat. Ze meten allebei de reactietijd.
Waardoor kunnen ze zien dat de reactie is afgelopen?
Wie meet de langste reactietijd, leerling 1 of leerling 2?
Schets in één diagram het verband tussen de reactiesnelheid en de tijd van de reactie van beide leerlingen.
Slide 28 - Diapositive
De molecuulmassa van een onbekende stof is 92,56 u. De massapercentages van de atoomsoorten in de stof worden bepaald. De resultaten zijn als volgt:
51,9% C
38,3% Cl
9,8% H
Bepaal de aan de hand van de gegevens de molecuulformule van de stof
Slide 29 - Diapositive
Schrijf op hoeveel protonen neutronen en elektronen bevatten de volgende moleculen: