Woordenschat h1 tm 3 Nieuw Nederlands 6e editie

Woordenschat h1 t/m 3
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat h1 t/m 3

Slide 1 - Diapositive

Herhaling theorie
H1: woordbetekenis zoeken
* synoniemen 
* omschrijving van het woord 
* voorbeeld
* tegenstelling 
* bekend woorddeel 
* woordenboek

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
H2: formeel taalgebruik

Gebruik de strategieën uit h1 om erachter te komen wat een formeel woord betekent.

Slide 3 - Diapositive

Herhaling
H3: figuurlijk taalgebruik
Je zegt iets anders dan je bedoelt. 
Uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden zijn ook voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.
VB: Toen ik thuiskwam, vond ik de hond in de pot.
De hond zat niet écht in de pot. Hier wordt bedoeld dat het eten op is.

Slide 4 - Diapositive

'Vlinders in je buik hebben'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Geen figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Quiz

Wat is geen woordraadstrategie?
A
zoeken naar een tegenstelling
B
zoeken naar formeel taalgebruik
C
zoeken naar een systeem
D
zoeken naar een omschrijving

Slide 6 - Quiz

Betekenis van: perceel

Slide 7 - Question ouverte

Betekenis van: geografie

Slide 8 - Question ouverte

Betekenis: territorium
A
terrein
B
opslagplaats
C
klein dorpje
D
grond die bij een bepaald land hoort

Slide 9 - Quiz

Betekenis: diabetes

Slide 10 - Question ouverte

Betekenis: riskant
A
spannende beleving
B
gevaarlijk
C
kick
D
strafmaatregel

Slide 11 - Quiz

Betekenis: depot
A
opslagplaats
B
punt
C
onbeperkt
D
iemand die niet goed kan lezen

Slide 12 - Quiz

Betekenis: tevens

Slide 13 - Question ouverte

Betekenis: gelieve
A
hierbij
B
eerst
C
om
D
wilt u

Slide 14 - Quiz

Betekenis: strategie
A
te leen voor gebruik
B
officieel melden
C
rekening houden met
D
goed doordacht plan

Slide 15 - Quiz

Incidenteel betekent 'af en toe'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Mits betekent 'als'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Sensatie betekent 'oplettend'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'sanctie'?

Slide 19 - Question ouverte

Betekenis:
'Dat is het hele eieren eten'
A
zo simpel is dat
B
op de goede plaats zijn
C
er zijn meer manieren om iets te bereiken
D
de moeilijke beslissing is eindelijk genomen

Slide 20 - Quiz

Betekenis: 'Er hangt een prijskaartje aan.'
A
als het erop aankomt
B
het is goedkoop
C
het kost veel
D
lekker bezig zijn

Slide 21 - Quiz

Betekenis: decoreren

Slide 22 - Question ouverte

Betekenis: taxeren
A
schatten/waarderen
B
geen echte kunst/waardeloze rommel
C
opnemen
D
ervandoor gaan

Slide 23 - Quiz

Betekenis: 'door de wol geverfd'
A
de moeilijke beslissing eindelijk nemen
B
dat was net op tijd
C
iets verpest hebben
D
zeer ervaren

Slide 24 - Quiz

'Met zijn neus in de boter vallen' is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

'De kogel is door de kerk' is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Spreekwoorden kun je in een woordenboek opzoeken.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Als je een spreekwoord opzoekt in het woordenboek, kijk je bij het trefwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Een trefwoord zet je altijd in het enkelvoud.
Voorbeeld: in plaats van op 'beren' zoek je bij 'beer'.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Hoe ging deze quiz?
A
Ik kende al veel woorden en betekenissen
B
Ik moet nog extra leren en oefenen
C
Ik heb de quiz foutloos gemaakt

Slide 30 - Quiz

Extra oefenen?
Maak de opdrachten van woordenschat via de online methode

Tip: maak flitskaarten om de woordjes goed te leren

Slide 31 - Diapositive