Gram.Woordsoorten H4, H5, H6 Havo1

Welke soorten werkwoorden zijn er?
1 / 19
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welke soorten werkwoorden zijn er?

Slide 1 - Question ouverte

Wat voor soort werkwoord is
'is' in deze zin:
Jan is aan het zwemmen.
A
zelfstandig ww
B
hulp ww

Slide 2 - Quiz

Wat is een:
1. aanwijzend voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord

Slide 3 - Carte mentale

Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan:
deze, die, dit, dat, zo'n, dergelijke

Deze dag gaat heel leuk worden.
Die leerling heeft goed gescoord!

Slide 4 - Diapositive

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Ik zou een rode mountainbike eerder kopen dan zo'n zwarte.
A
een
B
eerder
C
dan
D
zo'n

Slide 5 - Quiz

Vragend voornaamwoord
Staat aan het begin van een vraag:
Wie, wat, welke, wat voor (een)

let op: het gaat alleen om deze woorden!
Waar, wanneer, hoe etc. zijn bijwoorden.


Slide 6 - Diapositive

Wat is het vragend voornaamwoord in deze zin:
Naar welke film ben je gisteren geweest?
A
Naar
B
welke
C
gisteren
D
geweest

Slide 7 - Quiz

Geef een voorbeeld van een
1. aanwijzend voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord

Slide 8 - Question ouverte

Woordsoorten op een rij
Bepaald lidwoord (blw): de, het
Onbepaald lidwoord (olw): een
Zelfstandig naamwoord (ZN): mensen, dieren, dingen + namen
alles waar je de/het/een voor kunt zetten
Bijvoeglijk naamwoord (BN): zegt iets over het ZN, mooie/grote
Zelfstandig werkwoord (ZWW): zie je meteen wat iemand doet: lopen, fietsen
Hulp werkwoord (HWW): helpt het gezegde maken: worden, kunnen
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.): Deze, die, dit, dat, zo'n
Vragend voornaamoowrd (vr.vnw): Wie, wat, welke, wat voor

Slide 9 - Diapositive

Opdracht deze les
NL Online
H4 Grammatica:
aanwijzend en vragend voornaamwoord

Klaar? Nieuwsbegrip maken

Slide 10 - Diapositive

Wat is het aanwijzend vnw in deze zin:
Met zulke praatjes hoef je echt niet aan te komen.
A
met
B
zulke
C
echt
D
niet

Slide 11 - Quiz

Is 'waar' een vragend voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Voorzetsel
Kastwoordjes
Geeft plaats, tijd, reden aan

Staat voor een voornaamwoord, zelfstandig naamwoord,

In, op, onder, over, tussen, naast, vanwege, door

Slide 13 - Diapositive

Maak een zin met een voorzetsel

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht deze les
NL Online
H4 Gram: aanwijzend+vragend vnw afmaken
H5 Gram: voorzetsels maken

Klaar? Nieuwsbegrip afmaken

Slide 15 - Diapositive

Grammatica Woordsoorten
BLW - OLW
ZN - BN
ZWW - HWW 
Aanw.vnw  -  Vr.vnw
VZ
Bijwoord (BW)

Slide 16 - Diapositive

Bijwoord
Geeft plaats, tijd, (on)zekerheid, ontkenning aan.
Vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer

Een bijwoord zegt iets over:
een hele zin, een werkwoord (hard fietsen),
een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi),
een ander bijwoord (heel erg mooi)

Slide 17 - Diapositive

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 18 - Quiz

Opdracht deze les
NL Online
Afmaken H6 Grammatica: bijwoord

Klaar? 
Overhoren elk hoofdstuk: grammatica woordsoorten
De Brug: grammatica woordsoorten oefenen
Nieuwsbegrip afmaken

Slide 19 - Diapositive