Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik - les 2

Figuurlijk taalgebruik


Woordenschat H2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Figuurlijk taalgebruik


Woordenschat H2

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Leerdoelen bespreken 
Uitleg figuurlijk taalgebruik 
Nieuwe woorden woordenschat
Opdrachten maken

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert wat figuurlijk taalgebruik is.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Diapositive

LETTERLIJK


precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat

Slide 7 - Diapositive

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 8 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Carte mentale

Woordenboek
Als je een uitdrukking niet begrijpt, kan je het opzoeken in een woordenboek.

Zoek dan bij het belangrijkste woord in het woordenboek.

Slide 10 - Diapositive

De appel valt niet ver van de boom

Slide 11 - Question ouverte

Blind vertrouwen op iemand

Slide 12 - Question ouverte

Brood op de plank hebben

Slide 13 - Question ouverte

Een kat in de zak kopen

Slide 14 - Question ouverte

Woorden woordenschat
blijkt
zijn sociaal
beweerd
experiment
deelnemen aan
bewust
aansporen
gesteund
in de gaten had

Slide 15 - Diapositive

Blijkt
als iets duidelijk wordt

Uit onderzoek blijkt dat de verdachte onschuldig is.

Slide 16 - Diapositive

Zijn sociaal
hebben gevoel voor andere mensen

Jij gedraagt je sociaal.

Slide 17 - Diapositive

Beweert
gezegd dat het zo is

Dat beweert hij nou wel, maar ik geloof er niets van.

Slide 18 - Diapositive

Experiment
proef om iets uit te proberen

Het bakken van deze cake was een experiment.

Slide 19 - Diapositive

Deelnemen aan
meedoen aan iets

Hij neemt met zijn hele team deel aan het voetbaltoernooi.

Slide 20 - Diapositive

Bewust
als je heel goed weet dat je het doet, met opzet

Ik sla dit hoofdstuk bewust over, omdat ik weet dat je er niets van leert.

Slide 21 - Diapositive

Aansporen
proberen iemand zijn best te laten doen

Iemand aansporen om geld te geven aan het goede doel.

Slide 22 - Diapositive

Gesteund
geholpen

Ik steun al jaren het goede doel.

Slide 23 - Diapositive

In de gaten had
merkte, doorhad

Ik heb heel goed in de gaten waar jij mee bezig bent.

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag
Hoofdstuk 2
Figuurlijk taalgebruik - Woordenschat
Maak opdracht 1-6
timer
10:00

Slide 25 - Diapositive