Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
lidwoorden, dagen, maanden, siezoenen, jaren
Lidwoorden
1 / 46
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Cette leçon contient
46 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
10 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Lidwoorden
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel: aan het einde van de les...
- herken ik de Franse lidwoorden in zinnen
- weet ik welke lidwoorden vrouwelijk / mannelijk zijn
- weet ik welke lidwoorden voor meervoudige woorden zijn
- kan ik dit alles toepassen in een Franse zin
Slide 2 - Diapositive
welke lidwoorden
bestaan allemaal
in het frans?
Slide 3 - Carte mentale
Het lidwoord (1)
In het Frans zijn de zelfstandig naamwoorden mannelijk óf vrouwelijk.
de / het:
mannelijk vrouwelijk klinker/stomme h
enkelvoud
le la l'
meervoud
les les
BV: de vader (mannelijk + enkelvoud) BV: de vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
le
père
la
copine
BV: de vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
l'
amie
Slide 4 - Diapositive
Het lidwoord (2)
een:
mannelijk vrouwelijk
enkelvoud
un une
meervoud
des des
BV: een vader (mannelijk + enkelvoud) BV: een vriendin (vrouwelijk + enkelvoud)
un
père
une
copine
Des
heeft geen Nederlandse vertaling.
Des
copines = vriendinnen.
Slide 5 - Diapositive
Het lidwoord (3)
Hoe weet je of een woord mannelijk of vrouwelijk is?
- jongen, meisje, vriendin, vriend, oma, etc. weet je
- leer het lidwoord bij de rest van de woorden
Slide 6 - Diapositive
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LE FRÈRE
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 7 - Quiz
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LA SOEUR
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 8 - Quiz
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LE LIVRE
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 9 - Quiz
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LES ENFANTS
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 10 - Quiz
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LES MAISONS
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 11 - Quiz
TOT WELKE GROEP BEHOORT DIT WOORD ?
LA VOITURE
A
MANNELIJKE WOORDEN
B
VROUWELIJKE WOORDEN
C
MEERVOUDSWOORDEN
Slide 12 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
De vader = Mannelijk woord
Vertaling = .....père
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 13 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
De moeder = Vrouwelijk woord
Vertaling = .....mère
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 14 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
Het huis = Vrouwelijk woord
Vertaling = .....maison
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 15 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
De vriend = Mannelijk woord
Vertaling = .....ami
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 16 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
De vrienden = Mannelijk Meervoud
Vertaling = .....amis
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 17 - Quiz
KIES HET JUISTE LIDWOORD
De vriendinnen = Vrouwelijk Meervoud
Vertaling = .....amies
A
LE
B
LA
C
L'
D
LES
Slide 18 - Quiz
SLEEP DE MANNELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
SLEEP DE VROUWELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
UN GARÇON
UNE FILLE
UNE CLASSE
UN STYLO
Slide 19 - Question de remorquage
SLEEP DE MANNELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
SLEEP DE VROUWELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
UNE
IDÉE
UN AGENDA
UNE GLACE
UN PROF
Slide 20 - Question de remorquage
EEN HUIS = UNE MAISON
HET HUIS = ........
A
Le maison
B
La maison
Slide 21 - Quiz
EEN IJSJE = UNE GLACE
HET IJSJE = ........
A
Le glace
B
La glace
Slide 22 - Quiz
EEN SCHRIFT = UN CAHIER
HET SCHRIFT = ........
A
Le cahier
B
La cahier
Slide 23 - Quiz
HET CIJFER = LA NOTE
EEN CIJFER = ........
A
UN NOTE
B
UNE NOTE
Slide 24 - Quiz
DE VRIEND = LE COPAIN
EEN VRIEND = ........
A
UN COPAIN
B
UNE COPAIN
Slide 25 - Quiz
DE DOCENT = LE PROF
EEN DOCENT = ........
A
UN PROF
B
UNE PROF
Slide 26 - Quiz
Les mois, les saisons et les jours
Aan het einde van de les ken ik de maanden van het jaar, de dagen van de week en de seizoenen in het Frans.
Slide 27 - Diapositive
de maanden van het jaar
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Schrijven van een datum
Schrift normaal formeel (netjes)
Woensdag 23 april 2024 - mercredi 23 avril 2024 / mercredi,
le
23 avril
2024
Slide 32 - Diapositive
Noemen van je leeftijd
Gebruik het werkwoord avoir (hebben)!!!
In het Nederlands gebruiken we het werkwoord zijn.
J'ai treize ans -> ik ben dertien jaar
Slide 33 - Diapositive
Rangtelwoord
Bij de eerste van de maand gebruik je het rangtelwoord.
Je zegt dus:
Je suis né le
premier
avril.
Slide 34 - Diapositive
Welk antwoord heeft de dagen van de week?
A
dimanche, lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi
B
avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre
C
mauve, jaune, vert, bleu, rouge, rose, brun
D
savoir, faire, aller, avoir, être, pouvoir, vouloir
Slide 35 - Quiz
De eerste dag van de week in het Frans is
A
Mardi
B
lundi
C
mercredi
D
vendredi
Slide 36 - Quiz
De tweede dag van de week is:
A
Mardi
B
samedi
C
Mercredi
D
dimanche
Slide 37 - Quiz
Lees dit stukje tekst:
Welke dagen van de
week is dit museum
geopend?
A
van maandag t/m donderdag
B
van maandag t/m vrijdag
C
van dinsdag t/m zaterdag
D
van dinsdag t/m zondag
Slide 38 - Quiz
De dagen van de week in de goede volgorde
A
lundi, mardi, mercredi, vendredi, jeudi, samedi, dimanche
B
lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
C
mardi, lundi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
D
lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, dimanche, samedi
Slide 39 - Quiz
ik ken de 7 dagen van de week.
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitmuntend
Slide 40 - Quiz
Entre l'été et l'hiver c'est........................
A
la saison
B
le printemps
C
les nuages
D
l'automne
Slide 41 - Quiz
C'est une saison où il fait très chaud. On met un bikini et on va à la plage
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver
Slide 42 - Quiz
C’est une saison où les feuilles tombent des arbres. Il commence à faire froid et il pleut beaucoup.
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver
Slide 43 - Quiz
Quelle est la saison maintenant?
A
l'hiver
B
l'été
C
le printemps
D
l'automne
Slide 44 - Quiz
C’est la saison des fleurs et des amoureux. Il y a des nuages et du soleil aussi.
A
le printemps
B
l'automne
C
l'été
D
l'hiver
Slide 45 - Quiz
ik ken de seizoenen in het Frans
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitmuntend
Slide 46 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
lidwoorden, dagen, maanden, siezoenen, jaren
Octobre 2024
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
lidwoorden
Septembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
lidwoorden
Septembre 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
lidwoorden oefenen
Octobre 2021
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
lidwoorden oefenen
Mars 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
1F 29-9-2023
Septembre 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
lidwoorden
Octobre 2021
- Leçon avec
32 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Het lidwoord
Octobre 2020
- Leçon avec
19 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1