Formatief afronden H6

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Doel: Aan het einde van deze les weet je inhoeverre je tijdvak 6 beheerst. 

- Welkom
- weet je nog?
- HW bespreken 
- Kiezen: 
          A Grote lijnen KA gezamenlijk nog een keer bij langs 
          B Alvast de LessonUp maken.
- Klaar: Lezen en maken 7.1 --> basisopdrachten of extra oefenen.
- Bespreken LessonUp

- Afsluiting --> Leertips

- Vanmiddag: Alicia verschil in geschiedschrijving Azië en Europa, daarna p.o. 
 

Opdracht hoofdstuk 6

- Op de volgende slides vind je vragen over 'De tijd van regenten en vorsten'
- De vragen zijn het zelfde opgebouwd:
1. Er wordt een kenmerkend aspect gegeven.
2. Je zoekt een passende bron, tekst of beeldbron, bij het kenmerkend aspect. Je plaatst de bron in LessonUP.
3. Je legt uit waarom deze bron past bij het kenmerkende aspect.
 

KA: Het streven van vorsten naar absolute macht.
Plaats een bron die past bij dit kenmerkend aspect, leg vervolgens uit waarom jij deze bron passend vind.

KA: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
Plaats een bron die past bij dit kenmerkend aspect, leg vervolgens uit waarom jij deze bron passend vind.

KA: Wereldlijke handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Plaats een bron die past bij dit kenmerkend aspect, leg vervolgens uit waarom jij deze bron passend vind.

KA: De wetenschappelijke revolutie.
Plaats een bron die past bij dit kenmerkend aspect, leg vervolgens uit waarom jij deze bron passend vind.

Hoofdstuk 6

4 vragen. 

De Republiek had in staatkundig opzicht een bijzondere plaats in Europa.
Welke drie uitspraken over de staatkundige situatie zijn juist? (1p)
a. De bestuurders in de Republiek werden regenten genoemd.
b. De Republiek kende geen staatshoofd.
c. De zeven gewesten werkten alleen samen in de generaliteitslanden.
d. Elk gewest had een eigen stadhouder als hoogste bestuurder.
e. In de Republiek was de macht in handen van een oligarchie.

Lees de bron.
Welke uitspraak is juist? (1p)

1. Lodewijk XIV schrijft dat hij de bezittingen van de kerk wil beschermen.
2. Lodewijk XIV schrijft dat vorsten absolute macht moeten hebben.
3. Lodewijk XIV vindt dat alle gelovigen en priesters minder belasting hoeven te betalen.
4. Lodewijk XIV vindt dat iedereen zich moet onderwerpen aan het Evangelie.

Lees de zes uitspraken over het mercantilisme. Kies de drie juiste uitspraken. (2p)
a. Bij het mercantilisme bemoeit de overheid zich zo min mogelijk met de economie.
b. Bij het mercantilisme geeft de overheid subsidies aan takken van nijverheid die voor de export werkten.
c. Bij het mercantilisme zorgt de overheid voor een lage invoerrechten om de handel te bevorderen.
d. Bij het mercantilisme zorgt de overheid voor hoge invoerrechten tegen buitenlandse concurrentie.
e. Met het mercantilisme wilde minister Colbert de macht van Lodewijk XIV versterken.

Bekijk de afbeelding. Bij welke twee kenmerkende aspecten is de afbeelding
het meest passend? (1p)
a. de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch
en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
b. de wetenschappelijke revolutie
c. het streven van vorsten naar absolute macht
d. wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van
een wereldeconomie

1. a-b
2. a-d
3. b-c
4. b-d

Tijdvak 6:
- Welke 2 onderwerpen vind je makkelijk
- Welke 2 onderwerpen vind je moeilijk

Leer tips:

Hoe leren jullie?
Voorbeelden: 
- 5 W's
- Flashcards
- WRTS
- JORT Geschiedenis --> Youtube
- Samenvatten --> Feedback vragen
- BOV uren gebruiken