H6 Herhaling

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1

H6 Herhaling

Wat gaan we doen vandaag?

Stof van vorige week herhalen.

Heel hoofdstuk 6 herhalen.

Hoofdstuk 6 oefenen.

Nederland wordt een Republiek

Leiden wordt bevrijd

De Nederlandse Opstand begint

Willem van Oranje wordt vermoord

Nederland stuurt Filips II weg

Wat zijn watergeuzen?

1. Een soort waterratten
2. Soldaten van de Spaanse koning
3. Piraten
4. Nederlandse soldaten

Van wanneer tot wanneer was de Nederlandse Opstand?

1. 1940-1945
2. 1568 - 1648
3. 1500-1580
4. 1914-1918

Hoe werd de Nederlandse Republiek bestuurd?

Herhaling

Columbus, Vasco da Gama en Willem Barentsz.

Erasmus, Luther en Calvijn.

Karel V, Filips II, Margaretha van Parma.

Willem van Oranje en Alva.

Aan de slag!

Vul in tweetallen het schema in dat wordt uitgedeeld.

Je vult steeds een persoon in die bij de paragraaf hoort.

Daarna kies je een of meerdere woorden bij 'wie was dit'?

Vervolgens vul je het schema aan met wat je nog meer weet van deze persoon. (waar ging hij naartoe, waarom was hij bijzonder, wat deed hij?)

Klaar? Ga leren voor de toetsweek!

Formatieve toets H6

Ga in toetsopstelling zitten.

Maak de oefentoetsvragen.

--> Klaar? Leer zelfstandig voor de toets.

Snelheidsquiz H5

Je werkt in groepjes van drie, vier of vijf.

Steeds mag één iemand van het groepje een vraag komen halen.

Je mag je boek erbij houden!

Jullie schrijven met je groepje het antwoord onder de vraag op.

Klaar? Dan mag je een nieuwe vraag halen als je antwoord klopt.

We spelen tot de laatste vraag is beantwoord.

Het groepje dat op dat moment de meeste vragen heeft beantwoord wint!

Snelheidsquiz H6

Je werkt in groepjes van drie, vier of vijf.

Steeds mag één iemand van het groepje een vraag komen halen.

Je mag je boek erbij houden!

Jullie schrijven met je groepje het antwoord onder de vraag op.

Klaar? Dan mag je een nieuwe vraag halen als je antwoord klopt.

We spelen tot de laatste vraag is beantwoord.

Het groepje dat op dat moment de meeste vragen heeft beantwoord wint!

Begrippenbingo!

Je krijgt een bingokaart.

Ik lees een beschrijving van een begrip voor.

Jij streept het begrip door dat bij de beschrijving past.

Valse bingo = liedje zingen.

Goede bingo = prijs.

Lees goed je bingokaart door en zoek de begrippen op in de begrippenlijst. Op welke beschrijvingen moet je straks letten?