Engels Vervolg Thema 4 les 1

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Thema 4 Gezondheid & Leefstijl

What did we do last week?

Lesson plan

• Exam English Theme 4 health and lifestyle
• (Toets Engels thema 4 gezondheid en levensstijl)
• Pratice together
• Next week exam

Lesson goal 

• Learn new English words  
  
• Learn the Past Simple (verleden tijd) 
  

Waar denk je aan bij gezondheid & leefstijl?

Woordblok 1A 

Lees op blz. 158 in opdracht 3A Woordblok 1A . 

Maak de bijbehorende opdracht op blz. 159

Uitdrukkingenblok 1

Lees op blz. 161 bij opdr. 5 de uitdrukkingen in het Engels en Nederlands. 

Maak de volgende opdrachten: 

Opdr. 8 op blz. 163

Opdr. 9 op blz. 163 

Opdr. 10 op blz. 164 

Opdr. 11 op blz. 165 

What is the difference?

• We talk on the phone for 2 hours. 
  
• We talked on the phone for 2 hours. 
  

The difference

• We talk on the phone for 2 hours. 
  
• Wij praten 2 uren lang aan de telefoon.
• Tegenwoordige tijd, gebeurt nu

• We talked on the phone for 2 hours. 
  
• Wij praatten 2 uren lang aan de telefoon 
• Verleden tijd, is al gebeurd 

Verleden tijd (Past Simple) 

2 manieren om een zin in de verleden tijd te zetten (in de past simple):

Plak -ed achter de stam van het werkwoord 

play - played 
walk - walked
dance - danced

OF het is een onregelmatige werkwoord. Dan moet je het uit je hoofd leren!  

make - made 

break - broke 

do - did 

is - was 

buy - bought 

fall - fell 

go - went 

Grammar exercise 

Lees uitlegblok - Verleden tijd bij opdr. 12 op blz. 166 

Maak de bij behorende opdracht. 

Maak daarna de volgende opdrachten: 

Opdr. 14 blz. 168 

Opdr. 13 blz. 167

Wat betekent 'dizzy'?

1. pijn
2. duizelig
3. dokter
4. snel of gauw

Wat betekent 'move'?

1. bewegen
2. dansen
3. pijn doen
4. blijven

Hoe zeg je 'Wat is er gebeurd?'

1. What happend
2. What is going on?
3. What happened
4. What is happening?

Hoe zeg je 'Blijf rustig, alsjeblieft'?

1. Please, feel dizzy
2. Please, stay calm
3. Baby, calm down
4. Let me help you please

Verleden tijd 'go' (=gaan)

1. went
2. goed
3. go-ed
4. vent

Verleden tijd van 'cook' (=koken)

1. coked
2. caught
3. caked
4. cooked

Verleden tijd: He _____(ride) his bike to school.

1. rode
2. rade
3. ride
4. rude

Next week... 

• Toets Engels Thema 4 gezondheid en levenstijl