Klas 1 lijdend voorwerp met uitleg over lijdende zinnen

Programma voor vandaag

Uitgebreide uitleg (Lessonup) over het lijdend voorwerp (lv).

Maken van opdrachten over het lijdend voorwerp (lv).
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Programma voor vandaag

Uitgebreide uitleg (Lessonup) over het lijdend voorwerp (lv).

Maken van opdrachten over het lijdend voorwerp (lv).

Slide 1 - Diapositive

Hoe is jullie geleerd het lijdend voorwerp (lv) te vinden?

Slide 2 - Question ouverte

Lijdend voorwerp
Wie / Wat + werkwoordelijk gezegde (wwg) + onderwerp (ond) = lijdend voorwerp (lv)

Voorbeeld: Bas | heeft | Julia | gisteren | gezien.
                        ond |pv/wwg| lv  |           -         | wwg      

Slide 3 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?

'Iedereen verdient liefde.'
A
Iedereen
B
verdient
C
liefde
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

'Maartje ving een kleine muis.'
A
Maartje
B
ving
C
kleine muis
D
een kleine muis

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

'Bel jij hem even?'
A
Bel
B
jij
C
hem
D
even

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

'Haar collega wil weten wie er meegaan met het personeelsuitje.'
A
wie er meegaan met het personeelsuitje
B
haar collega
C
wil weten
D
wie er meegaan

Slide 7 - Quiz

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is het zinsgedeelte dat het werkwoordelijk gezegde ondergaat.

Voorbeeld: Nadia | liet | haar moeder | nieuwe kleren | zien.
                          ond  pv/wwg          -                           lv                pv/wwg

Uitleg: De 'nieuwe kleren' ondergaan het 'laten zien'.

Slide 8 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp?

Onder de douche zingt hij altijd keihard Goldbands 'Noodgeval'.
A
de douche
B
hij
C
Goldbands 'Noodgeval'
D
keihard

Slide 9 - Quiz

Lijdend voorwerp en het naamwoordelijk gezegde?
Lijdend (lv) voorwerp ondergaat het werkwoordelijk gezegde naar aanleiding van het onderwerp.

Bij een naamwoordelijk gezegde (nwg) ondergaat het onderwerp het werkwoordelijk deel.

In een zin met nwg is dus nooit een lv!

Slide 10 - Diapositive

Is er sprake van een lijdend voorwerp of naamwoordelijk gezegde?

Sjoerd draagt een cape.
A
lv
B
nwg

Slide 11 - Quiz

Is er sprake van een lijdend voorwerp of naamwoordelijk gezegde?

Sjoerd is een cape.
A
lv
B
nwg

Slide 12 - Quiz

Van lijdend voorwerp naar naamwoordelijk gezegde
Voorbeeld: Nadia | liet | haar moeder | nieuwe kleren | zien.
                          ond pv/wwg             -                           lv                pv/wwg

Naamwoordelijk gezegde: Nieuwe kleren | worden laten zien | 
                                                                      ond                      pv/wwg
door Nadia | aan haar moeder.
       bwb                       mv 

Slide 13 - Diapositive

'De dieven hebben mijn laptop gestolen.'

Maak van het lijdend voorwerp een onderwerp.

Slide 14 - Question ouverte

Opdracht


Maak in Kern opdracht 1 en 3 van Grammatica B4.

Slide 15 - Diapositive