Uitleg examen Betoog

Nederlands Examenvoorbereiding 
Nederlands
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands Examenvoorbereiding 
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Veelvoorkomende woorden/zinnen
  • Wat is een betoog?
  • Oefenen met examensprint

Slide 2 - Diapositive

Welke aanhef is juist?
A
Geachte meneer ten Brink,
B
Geachte Erik ten Brink,
C
Geachte heer Ten Brink,
D
Geachte E. ten Brink,

Slide 3 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Naar mijn mening is dat juist gespeld.
B
Na mijn mening is dat juist gespeld.

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van 'unaniem' in deze zin?

Wij zijn het er unaniem over eens.
A
doeltreffend
B
eenstemmig
C
buitengewoon

Slide 5 - Quiz

Examen schrijven 2F 
Een brief/ e-mail
Betoog
Artikel
Samenvatting
Instructie
Invullen van een formulier 
Advertentie 
Memo
Bericht

Slide 6 - Diapositive

Betoog schrijven

Slide 7 - Diapositive

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin jij jouw standpunt geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 8 - Diapositive

Soorten argumenten
  • Voorargument
  • Tegenargument
  • Weerlegging

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld



Lachgas zou verboden moeten worden door de overheid, want... 

Argumenten?

Slide 10 - Diapositive

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

Waarom gebruik je een tegenargument?

Slide 11 - Diapositive

Waarom gebruik je een tegenargument?

Om te overtuigen!!

Slide 12 - Diapositive

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 13 - Diapositive

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld

Lachgas zou verboden moeten worden door de overheid.


Tegenargument?
Weerlegging?

Slide 15 - Diapositive

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 16 - Diapositive

1. Voor het schrijven (schrijfschema)
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken: anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: waar gaat je betoog over?
- Standpunt duidelijk maken: je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument
- Weerleggen tegenargument
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter
1 of 2

Slide 17 - Diapositive

2. Tijdens het schrijven
Denk aan:

 hoofdletters/kleine letters
spelling
interpunctie
alinea's 

Slide 18 - Diapositive

3. Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?

Slide 19 - Diapositive

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 20 - Quiz

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 21 - Quiz

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 22 - Quiz

Maak gebruik van signaalwoorden:

- Reden of argument: namelijk, immers, want, omdat

- Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, zodat, als gevolg van

- Tegenstelling: maar, toch, echter, enerzijds, daarentegen

- Samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden

- Conclusie: dus, concluderend, samengevat

Slide 23 - Diapositive

  • Betoog
  • Je geeft je mening 

  • Stelling nodig

  • Argumenten 
  • Duidelijke conclusie
  • Overtuigende tekst
  • De ander overtuig je     door jouw argumenten
  • Zin waarover je van mening kunt verschillen
  • Uitleg en voorbeeld geven
  • Conclusie in het slot

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag! 
Opdracht betoog schrijven, kies uit:
1. De verkoop van zeer zwak-alcoholische drank aan jongeren tussen de 16 en 18 jaar moet legaal worden.
2. Het is een goed idee om de hoogte van de zorgpremie afhankelijk te maken van de leefstijl van mensen.
3. De wettelijke verplichting voor de maatschappelijke stage dient zo snel mogelijk terug te keren!
4. De belasting op loon moet worden verlaagd en de belasting op grondstoffen verhoogd.

Slide 25 - Diapositive

Oefenen met het CE Nederlands
Ga naar: 
  • Facet (https://mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/welkom)
  • Examens oefenen
  • Nederlandse taal 2F
  • MBO Nederlands 2 F 2024-2025 voorbeeld examen _oefen


Slide 26 - Diapositive