Kloosterleven

Kloosterleven
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Kloosterleven

Slide 1 - Diapositive

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
   Zij schreven de mondelinge        
   overlevering van Boeddha op.
n
e
m
k
n
n
i
o

Slide 2 - Question de remorquage

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
De betekenis van het woord soetra.
d
a
l
a
i
d
r
e

Slide 3 - Question de remorquage

Leerdoelen
1. Je kunt de vijf basisregels benoemen en deze interpreteren.
2. Je bent instaat om aan te geven wat de leefregels zijn in een klooster en waarom dit zo is.
3. Je kunt aangeven wat de drie juwelen zijn en welke betekenissen deze hebben.

Slide 4 - Diapositive

Vijf basisregels
(gelden voor elke boeddhist)
1. Niet doden. 
Maar ook niet liefdeloos zijn of haten.
2. Niet stelen.
Juist vrijgevig zijn.
3. Seksualiteit niet misbruiken.
Trouw zijn of celibatair leven.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het woord dat aanduidt dat je geen levende wezens mag doden?
A
ahimsa
B
dharma
C
samsara
D
moksja

Slide 6 - Quiz

4. Geen onwaarheden spreken.
Niet liegen, maar ook geen grof taalgebruik.
5. Geen bedwelmende middelen gebruiken.
Maar ook niet te  veel eten en drinken en geen luxe.


Slide 7 - Diapositive

Welke basisregel treffen we niet aan in de 10 geboden?
A
Niet doden
B
Niet stelen
C
Niet liegen
D
Niet drinken

Slide 8 - Quiz

Leefregels in het klooster.
  1. Geen vast voedsel na 12:00.
  2. Geen voorstellingen bijwonen. (dans, muziek, toneel)
  3. Geen parfum, make-up, sieraden of bloemversieringen dragen.
  4. Geen comfortabele bedden of stoelen gebruiken.
  5. Geen goud, zilver of geld bezitten.

Slide 9 - Diapositive

Rituelen in een klooster

Van oorsprong was het boeddhisme niet gericht op rituelen.


Slide 10 - Diapositive

Waarom was het boeddhisme van oudsher niet geïnteresseerd in rituelen?
A
De brahmanen waren onbetrouwbaar in het uitvoeren ervan.
B
Deze helpen je niet om de weg naar verlossing te vinden.
C
Rituelen zijn niet religieus.
D
Deze verstoren de weg naar verlossing.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Kloosterleven
  • Jongetjes van acht jaar oud betreden het klooster voor opvoeding en onderwijs.
  • Elk kind krijgt twee leiders toegewezen die verantwoordelijk zijn voor hem.
  • Je mag een klooster altijd verlaten om een normaal leven te gaan leiden.

Slide 13 - Diapositive

Inwijdingsritueel
(vanaf 20 jaar)

Kaal scheren van het hoofd.
Betekenis:
Ik ben nederig en laat het aardse leven achter mij.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Drie juwelen
Uitspreken van geloften.
 
Ik vertrouw me toe aan:
  1. de Boeddha
  2. de dharma (leer)
  3. de sangha (gemeenschap)

Slide 16 - Diapositive

Hij ontvangt drie monnikskleden
Daarnaast ontvangt hij:
  1. Bedelnap 
voor het ontvangen van dagelijks voedsel.
Mensen voelen het als een eer en plicht om hen eten en drinken te geven.


Slide 17 - Diapositive

2. Naald en draad
om kleding te herstellen.
3. Scheermes
om zich kaal te scheren.
4. Snoer met kralen 
wordt gebruikt bij het opzeggen van heilge teksten.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 1
Hoe kun je aan  deze  regels  zien dat het boeddhisme geen godheid vereert?
Opdracht 2
In de vorige dia werd het snoer met kralen genoemd die monniken gebruiken bij het opzeggen van heilige teksten.
Een soort gelijk gebruik kennen we ook in het christendom en in de islam.
Hoe worden deze genoemd in beide godsdiensten en wat spreekt men dan uit?

timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Upload foto opdracht 2

Slide 20 - Question ouverte

Upload foto opdracht 6

Slide 21 - Question ouverte

Zijn de leerdoelen behaald?
1. Je kunt de vijf basisregels benoemen en deze interpreteren.
2. Je bent instaat om aan te geven wat de leefregels zijn in een klooster en waarom dit zo is.
3. Je kunt aangeven wat de drie juwelen zijn en welke betekenissen deze hebben.

Slide 22 - Diapositive