passé composé met être

passé composé met être
Als je être gebruikt komt er een extra -e of -s achter het voltooid deelwoord. 
Dat hangt af van het onderwerp in de zin.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalFransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

passé composé met être
Als je être gebruikt komt er een extra -e of -s achter het voltooid deelwoord. 
Dat hangt af van het onderwerp in de zin.

Slide 1 - Diapositive

mannelijk

Il est resté ( hij is gebleven)
Ils sont restés ( zij zijn gebleven)
vrouwelijk

Elle est restée ( zij is gebleven)
Elles sont restées ( zij zijn gebleven)

Slide 2 - Diapositive

il est ............... ( arriver)

Slide 3 - Question ouverte

Ils sont ...... (aller)

Slide 4 - Question ouverte

Nous sommes........ (entrer)

Slide 5 - Question ouverte

rester
A
verblijven
B
gaan
C
aankomen
D
kopen

Slide 6 - Quiz

acheter
A
verblijven
B
gaan
C
aankomen
D
kopen

Slide 7 - Quiz

arriver
A
verblijven
B
gaan
C
aankomen
D
kopen

Slide 8 - Quiz

aller
A
verblijven
B
gaan
C
aankomen
D
kopen

Slide 9 - Quiz

Lucie is naar Bordeaux gegaan.

Lucie ........ à Bordeaux
A
est allé
B
est allée
C
est allées
D
est allés

Slide 10 - Quiz

Ze kwam aan op het station

Elle....... à la gare
A
est arrivé
B
est arrivées
C
est arrivée
D
est arrivés

Slide 11 - Quiz

Ze ontmoette haar vriend.

Elle ........... son amie
A
a rencontré
B
est rencontré
C
a rencontrée
D
a rencontrées

Slide 12 - Quiz

Ze verbleven in het hotel.

Elles .............. à l'hôtel
A
est restées
B
est restés
C
sont restés
D
sont restées

Slide 13 - Quiz

ze bezochten de plaats.

elles ............. la place
A
ont visité
B
sont visité
C
ont visités
D
ont visitée

Slide 14 - Quiz

Ze hebben foto's gemaakt.

Elles ............ de photos
A
sont pris
B
est pris
C
ont pris
D
sommes restés

Slide 15 - Quiz

ze kwamen om 12.00 uur aan

ils............... à midi
A
sont arrivées
B
sont arrivés
C
sont arrivé
D
sont arrivée

Slide 16 - Quiz