Economie voor vmbo
lessen voor de dagelijkse praktijk

De koopkracht van je inkomen

DE KOOPKRACHT VAN JE INKOMEN
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Instructies

lesdoelen
Na deze les weet je wat inflatie en deflatie is. Je kunt uitleggen wat koopkracht m.b.v. de begrippen nominaal en reëel inkomen.

Onderdelen in deze les

DE KOOPKRACHT VAN JE INKOMEN

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze les worden de begrippen inflatie en koopkracht herhaald. Je kijkt hoe dit samenhangt met de inkomens. Je leert hoe je het consumentenprijsindexcijfer kunt berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Inflatie
Als de prijzen van goederen en diensten in het het algemeen stijgen.

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaken inflatie
      • Meer vraag naar producten en diensten dan dat er aanbod is.

      • Hogere grondstofprijzen die worden doorberekend in de prijs.
      • Hogere belastingen of andere heffingen.




      Slide 5 - Tekstslide

      Inkomen & inflatie
      Nominaal inkomen: het inkomen dat je in euro's verdient.
      Reëel inkomen: De koopkracht van je inkomen.

      Voorbeeld
      nominaal inkomen stijgt met 5%
      inflatie is 3%
      stijging koopkracht is dan 2%

      Slide 6 - Tekstslide

      Loon-prijsspiraal
      Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

      Slide 7 - Tekstslide

      Deflatie
      Als de prijzen van goederen en diensten in het algemeen dalen.

      Slide 8 - Tekstslide

      Koopkracht
      De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

      Slide 9 - Tekstslide

      Consumentenprijsindexcijfer
      Prijsontwikkeling van goederen en diensten.

      Het CBS berekent iedere maand de inflatie, en maakt hierbij gebruik van het boodschappenmandje van de gemiddelde Nederlander. Hierin zitten verschillende artikelgroepen.
      Elke artikelgroep telt voor een bepaald percentage mee.

      Slide 10 - Tekstslide

      consumentenprijsindex
      Stappen om het cpi te berekenen:

      1. Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
      2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
      3. Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen
      4. Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.


      Slide 11 - Tekstslide

      Wat heb je geleerd?

      Slide 12 - Tekstslide

      Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
      A
      inflatie
      B
      deflatie

      Slide 13 - Quizvraag

      Het inkomen dat je in euro's verdient noem je het ...
      A
      nominaal inkomen.
      B
      reëel inkomen.

      Slide 14 - Quizvraag

      Met prijscompensatie stijgen de lonen meer dan de prijzen.
      A
      juist
      B
      onjuist

      Slide 15 - Quizvraag

      Wat is koopkracht?

      Slide 16 - Open vraag

      Heb je nog moeite met deze lesstof? Bekijk dan de volgende video voor extra uitleg.

      Slide 17 - Tekstslide

      Slide 18 - Video