€ 159,98 × 52 ÷ 12 = € 693,25 per maand → zij is 18 jaar oud.
(Het verschil met de bedragen in de tabel
→ afrondingsverschillen)
D
Slide 29 - Tekstslide
Welke sociale zekerheid ontvang je als je werkloos bent geworden?
A
AOW
B
WW
C
WIA
D
ZW
Slide 30 - Quizvraag
Wat is geen werknemersverzekering?
A
WW
B
ZW
C
WIA
D
AOW
Slide 31 - Quizvraag
De WW is een werknemersverzekering.
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quizvraag
Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
vakantiedagen
Slide 33 - Quizvraag
In welke wet staan regels over werktijden?
A
Algemene Ouderdomswet
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbeidsomstandighedenwet
D
Wet Minimumjeugdloon
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de afkorting van de Arbeidsomstandighedenwet?
A
AOW
B
ABW
C
Arbowet
D
AWBZ
Slide 35 - Quizvraag
Wat heb je geleerd?
Slide 36 - Tekstslide
Wat staat er in de Arbeidstijdenwet?
A
Wet waarin de regels staan over werktijden
B
Wet waarin de regels staan over rusttijden
C
Wet waarin de regels staan over lonen en vakantiedagen
D
Wet waarin de regels staan over werktijden en rusttijden
Slide 37 - Quizvraag
De totale bevolkingsomvang van Alvaland is 1.200.000. Er zijn 620.000 werkenden en 350.000 werklozen die wel willen werken, maar nog niks gevonden hebben.
Vraag: bereken de arbeidsparticipatie
A
29,2%
B
29,1%
C
80,8%
D
81,0%
Slide 38 - Quizvraag
Arbeidsparticipatie is het percentage van de bevolking dat tot de werkende beroepsbevolking hoort.
A
juist
B
onjuist
Slide 39 - Quizvraag
Als mensen met een beperking ook werk krijgen
A
Stijgt de arbeidsparticipatie
B
Daalt de arbeidsparticipatie
Slide 40 - Quizvraag
Roberto is in loondienst en verdient bruto €3.000 per maand. Daar houdt hij netto €2.100 aan over. Hij is 16 jaar in dienst. Hij wordt vervolgens ontslagen, omdat er in het bedrijf niet genoeg werk is.
A. Bereken de transitievergoeding.
B. Volgens de WW heeft hij recht op een werkloosheidsuitkering van 75% van zijn loon in de eerste twee maanden, daarna 70%.
Hoeveel is de totale bruto WW-uitkering in het 1e jaar?
A
A. (€10.000 + €9000) = €19.000
B. = (€4.500 + €22.500) = €25.000
B
A. (€10.000 + €8000) = €18.000
B. = (€4.500 + €22.500) = €25.000
C
A. (€10.000 + €9000) = €19.000
B. = (€4.500 + €22.000) = €24.500
D
A. (€10.000 + €8000) = €18.000
B. = (€4.500 + €22.000) = €24.500
Slide 41 - Quizvraag
Roberto is 16 en werkt 12 uur per week bij Alva en verdient het minimumloon.
De werkweek duurt 38 uur.
Hoeveel verdient Roberto per week?
A
€ 139 ÷ 38 × 12 = € 43,92
B
€ 139 ÷ 4 × 12 = € 34,75
C
€ 121,40 ÷ 4 = € 30,35
D
€ 121,40 ÷ 38 × 12 = € 38,34
Slide 42 - Quizvraag
Leg uit dat door de verhoging van de arbeidsparticipatie de AOW betaalbaar blijft
Slide 43 - Open vraag
Met welke regels beschermt de overheid de werknemers?
Slide 44 - Open vraag
Welke zekerheden heb je op het gebied van werk & inkomen?
Slide 45 - Open vraag
Wat is de invloed van vraag & aanbod op het loon?
Slide 46 - Open vraag
https:
Slide 47 - Link
Extra uitleg
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Video
Arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een contract tussen werknemer en werkgever. Hierin staan afspraken over de werkzaamheden, de beloning en de werktijden.
Slide 50 - Tekstslide
Arbeidsovereenkomst eindigd
* in de proeftijd * als ouders van kinderen jonger dan 16 jaar binnen 4 weken bezwaar maken * afgesproken eind datum (tijdelijke arbeidsovereenkomst) * na een opzegtermijn (bij vaste arbeidsovereenkomst)
Slide 51 - Tekstslide
Voorbeeld minimumloon
Jan verdient 10% meer dan het minimumloon van een 15 jarige.
Hoeveel verdient hij per jaar?
Slide 52 - Tekstslide
Uitleg
15 jarige → € 465,50 per maand.
Jan verdient dus 10% meer → 465,50/100 x 110 = € 512,05 per maand
Dit is per jaar € 512,05 x 12 maanden = € 6144,60
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Video
https:
Slide 55 - Link
Slide 56 - Video
Slide 57 - Video
Slide 58 - Video
Extra oefening
Slide 59 - Tekstslide
1. Bekijk opdracht 9 t/m 11 op bladzijde 131 van 'Rekenen' en maak diegene die jij lastig vindt.
3. Bekijk opdracht 13 t/m 25 op bladzijde 127 van 'oefenopgaven' en maak diegene die jij lastig vindt.
Slide 60 - Tekstslide
Extra uitdaging
Slide 61 - Tekstslide
Examentraining
Daag jezelf uit en probeer opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 132 t/m 133 te maken.