Dit spel is verwant aan het vorige spel, maar nu maken we groepjes in plaats van rijtjes.* Laat de leerlingen in groepjes staan, bijv. op tafel-groepjes als je dat hebt in je klas of op leeftijd (4, 5 en 6) of groep (1 en 2).
* Ook hier kun je expres met een vage opdracht beginnen als dat bij je past: “ga eens in groepjes staan”. Wat gebeurt er?
Waarschijnlijk zie je nu dat sommige leerlingen leiden (“IK BEN VIER”) en andere volgen. Je maakt de opdracht (weer) gestructureerder door zelf de indeling aan te geven (vier staat bij mijn tafel en vijf achterin) of door vooraf met de kinderen te bespreken welk criterium ze voor de indeling kunnen en gaan gebruiken.
Ideeën zijn: aantal broertjes en of zusjes, kwam je vanmorgen te voet of met de fiets, heb je witte sokken aan? Bied hulp als het niet lukt en/of er geen groepjes zijn; verzin dan zelf een criterium voor een groepsindeling (bijvoorbeeld leeftijden).
Reflecteer na afloop van elke opdracht. Hoe weet je of je in de goede groep staat? Weet je van iedereen hoe oud ze zijn, hoeveel broertjes en zusjes ze hebben, welke haarkleur ze hebben ed?