Stichting FutureNL
Wij brengen digitale vaardigheden écht in de klas

Wat is een computer?

1 / 9
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICT-basisvaardighedenBasisschoolGroep 1,2

In deze les zitten 9 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Introductie

Op een computer kun je Youtube filmpjes bekijken en websites bezoeken, maar er zijn nog veel meer apparaten waar een computer in zit. In deze les krijgen leerlingen voorbeelden te zien van apparaten waar een computer in zit.

Instructies

Vooraf
Wie weet wat een computer is? 

Instructie
Verschillende voorwerpen op tafel leggen (of maak gebruik van de slide waar verschillende voorwerpen op staan afgebeeld). Vraag aan leerlingen waar een computer in zit en waar niet. 

TIP! Je kunt hier ook een thema van maken: "Wat heeft met een computer te maken?". Vraag leerlingen om voorwerpen van thuis mee te nemen. 

Verwerking
Optie 1: Leerlingen kunnen een kleurplaat inkleuren van verschillende soorten computers (zie werkblad bijlage). 
Optie 2: Vraag aan leerlingen om een tekening te maken van een apparaat of iets waar een computer in zit. Dit hoeft niet een bestaand iets te zijn. Vervolgens vragen wat dit apparaat kan doen. 
Optie 3: Geef leerlingen de opdracht om apparaten (waar een computer in zit) uit tijdschriften te knippen en op een vel papier te plakken.  

Instructies

Werkbladen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vraag: Wie heeft een computer thuis?

Vraag (groep 2): Wat is een computer? Wat doe je op een computer?

Vertel dat er veel dingen in een computer zitten die je niet kunt zien. 

Slide 2 - Tekstslide

Verschillende voorwerpen op tafel leggen. Of gebruik hier deze slide voor.

Vraag: Wat is een computer?
Antwoord: De onderste rij.

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende voorwerpen op tafel leggen waar wel en geen computer in zit. Of gebruik hier deze slide voor.

Vraag: Waar zit een computer in?
Antwoord: In het scherm in de auto die vertelt waar je heen moet, in de tablet en in de digitale wekker.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfde vraag als de vorige, maar deze opties zijn net iets moeilijker. 

Vraag: Waar zit een computer in?
Antwoord: In het vliegtuig, in de auto en in de televisie. 

Slide 5 - Tekstslide

Pak vervolgens de twee bekertjes en het touw erbij. De bekers stellen computers voor. Leg uit dat computers met elkaar kunnen praten door een touw/draad/kabel. 

Kies twee leerlingen uit die dit ook echt gaan doen. 

Slide 6 - Tekstslide

Optie 1: Laat leerlingen een kleurplaat inkleuren waar verschillende apparaten op staan waar computers in zitten (zie werkblad bijlage).

Slide 7 - Tekstslide

Optie 2: Geef leerlingen de opdracht om een tekening te maken van de binnenkant van een computer. Hoe denken zij dat een computer er van binnen uit ziet?

Optie 3: Geef leerlingen de opdracht om een tekening te maken van hoe computers met elkaar communiceren.

Optie 4: Vraag aan leerlingen om een tekening te maken van een apparaat waar een computer in zit. Als zij klaar zijn kun je vragen wat dit apparaat kan doen (en schrijf dit dan er dan bij).

Slide 8 - Tekstslide

Optie 5: Geef leerlingen de opdracht om apparaten waar een computer in zit uit tijdschriften te knippen en deze op een vel papier te plakken. 

Slide 9 - Tekstslide

Optie 6: Laat de leerlingen een memoryspel (met verschillende digitale apparaten) uitknippen, om deze vervolgens te spelen. 

In de bijlagen van deze les: 
- Een memoryspel met apparaten waar een computer in zit.
- Een format om zelf een memoryspel te maken.