Horizon College
Word de beste versie van jezelf

rekenen met factoren en procenten

Reken met factor en procenten
In deze lessnUp ga je oefen met het omzetten van procenten naar een factor en omgekeerd; daarna ga je met een factor de nieuwe prijs uitrekenen.  Na deze les kan je verder met de opdrachten over de exponientiële groei. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Reken met factor en procenten
In deze lessnUp ga je oefen met het omzetten van procenten naar een factor en omgekeerd; daarna ga je met een factor de nieuwe prijs uitrekenen.  Na deze les kan je verder met de opdrachten over de exponientiële groei. 

Slide 1 - Tekstslide

Je kan de factor bij een percentage uit rekenen door:

100 +/_ procenten
Factor = _____________________
100
Dit klopt
Dit klopt niet

Slide 2 - Poll

Welke factor hoort bij een percentage van +12%
A
0,12
B
1,12
C
1,1
D
0,88

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg
+12 procent

Je doet dan

100+12                       112
------------ = ------------- = 1,12
100                           100

Slide 4 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van +25%
A
0,25
B
0,75
C
1,25
D
7,5

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
+25 procent

Je doet dan

100+ 25                     125
------------ = ------------- = 1,25
100                           100

Slide 6 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van +7%
A
0,07
B
0,7
C
1,7
D
1,07

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
+7 procent

Je doet dan

100+7                       107
------------ = ------------- = 1,07
100                           100

Slide 8 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van +65%
A
0,65
B
1,65
C
1,7
D
1,065

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
+65 procent

Je doet dan

100+65                       165
------------ = ------------- = 1,65
100                           100

Slide 10 - Tekstslide

Welke factor hoort bij +45% ?

Slide 11 - Open vraag

Uitleg
+45 procent

Je doet dan

100+45                    145
------------ = ------------- = 1,45
100                           100

Slide 12 - Tekstslide

Welke factor hoort bij +3% ?

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
+3 procent

Je doet dan

100+3                    103
------------ = ------------- = 1,03
100                           100

Slide 14 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van -10%
A
0,1
B
1,1
C
0,9
D
0,90

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
-10 procent   (je begint met 100% en dan gaat er 10% af; dan houdt je dus 90% over)
Je doet dan:

100-10                      90
------------ = ------------- = 0,90
100                           100

Slide 16 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van -12%
A
0,12
B
0,78
C
0,88
D
1,12

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
-12 procent   
Je doet dan:

100-12                      88
------------ = ------------- = 0,88
100                           100

Slide 18 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een percentage van -25%
A
0,75
B
1,25
C
1,75
D
0,25

Slide 19 - Quizvraag

Bij deze vraag moet je de factor naar het juiste percentage slepen.
-4%
+4%
+40%
+14%
overige
1,14
1,40
0,96
0,60
1,04

Slide 20 - Sleepvraag

Bekijk de voorbeelden hieronder. Op deze manier kan je rekenen met procenten. 

Slide 21 - Tekstslide

Een andere manier om met procenten te rekenen is door een verhoudingstabel te gebruiken. 

Slide 22 - Tekstslide

De laatste manier om met procenten te rekenen is door gebruik te maken van de factor. 
De prijs van de jas is 120,- euro. Je krijgt 35% korting. 

Berekening:
De prijs van de jas is 100%. Van die prijs gaat 35% af. Dan betaal je dus 65%. De factor die hoort bij 65%  is 0,65.
De nieuwe prijs van de broek = 0,65 x 120 = 78,- euro


Slide 23 - Tekstslide

Nog een voorbeeld bij het reken van procenten met behulp van de factor. 
De prijs van een abonnement is 16,-  euro. De prijs wordt 
3 procent verhoogd.

Berekening:
De prijs van het abonnement  is 100%. Op die prijs komt 3%. Dan betaal je dus 103%. De factor die hoort bij 103% is 1,03.
De nieuwe prijs van de broek = 16 x 1,03 = 16,48 euro

Slide 24 - Tekstslide

Kies de juiste berekening bij de volgende opdracht:
een jas van 95 euro wordt 15 procent duurder.
A
95x0,15 = 14,25
B
95 x 0,85 = 80,75
C
95 x 1,15 = 109,25

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste berekening bij de volgende opdracht:
een fiets van 650 euro wordt 25 procent goedkoper.
A
650x0,25 = 14,25
B
650 x 0,75 = 487,50
C
650 x 1,025= 666,25
D
650 x 1,25 = 812,50

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord bij de volgende opdracht:
een tuinstoel van 40 euro wordt 17 procent goedkoper.
A
6,80
B
32
C
46,80
D
33,20

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg
een tuinstoel van 40 euro wordt 17% goedkoper. 
100-17                      83
------------ = ------------- = 0,83
100                           100

nieuwe prijs ====>    40 x 0,83 = 33,20 euro

Slide 28 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord bij de volgende opdracht:
een koel van 599,- euro wordt 10 duurder goedkoper.
A
5,99
B
539,10
C
658,90
D
604,99

Slide 29 - Quizvraag

Uitleg
een koelkast van 599.- euro wordt 10% duurder. 
100+10                     110
------------ = ------------- = 1,1
100                           100

nieuwe prijs ====>    599 x 1,1 = 658,90 euro

Slide 30 - Tekstslide

Na deze les kan je procenten berekenen met een factor?
A
ja
B
nee
C
beetje

Slide 31 - Quizvraag