Horizon College
Word de beste versie van jezelf

allle begrippen

Een klant die bij een bezoek niet zoveel zegt en vraagt naar rapporten met data is waarschijnlijk:
A
contact gestoort
B
dominante klant
C
afstandelijke klant
D
sociale klant
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
HandelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Een klant die bij een bezoek niet zoveel zegt en vraagt naar rapporten met data is waarschijnlijk:
A
contact gestoort
B
dominante klant
C
afstandelijke klant
D
sociale klant

Slide 1 - Quizvraag

stelling I
Betaling aan de deur noemen we franco.
Stelling II
Wanneer de afzender de transkosten betaald heet dat rembours.
A
stelling I is juist; II onjuist
B
I is onjuist; II juist
C
I + II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Hoofd inkoop stelt een DMU samen mbt de aankoop van een nieuw wagenpark. Welke rol heeft deze functionaris?
A
gatekeeper
B
initiator
C
beinvloeder
D
betaler

Slide 3 - Quizvraag

De aanschaf van een huis is een voorbeeld van:
A
UPO en specialty good
B
UPO en shopping goods
C
BPO en specialty good
D
BPO en shopping good

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van het verkoopplan?
A
beslisfase; analysefase; implementatiefase;evaluatie fase
B
analysefase; beslisfase; evaluatiefase; implementatiefase
C
implementatiefase; analysefase; beslisfase; evaluatiefase
D
analysefase; beslisfase; implementatiefase; en evaluatiefase

Slide 5 - Quizvraag

De belangrijstetaak van een junior accountmanager is:
A
klachtenmanagement
B
omzet genereren
C
koffie drinken
D
acquireren

Slide 6 - Quizvraag

stelling I
Acquisitie is mogelijk met canvassen en cold calling.
Stelling II
Volgend jaar willen wij een hogere klanttevredenheid is niet smart geformuleerd.
A
I is juist; II is onjuist
B
I is onjuist; II is juist
C
I+II zijn juist
D
I+II zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Stelling I
De transformatiefase is onderdeel van de verkoopcyclus.
Stelling II
De implementatiefase is onderdeel van de verkoopcyclus.
A
I is juist; II is onjuist
B
I is onjuist; II is juist
C
I+II zijn juist
D
I+II zijn onjuist

Slide 8 - Quizvraag

wat is de juiste volgorde van de salesfunnel?
A
suspect; lead; prospect; klant
B
lead; suspect; prospect; klant
C
prospect; lead; suspect; klant
D
lead; prospect; suspect; klant

Slide 9 - Quizvraag

stelling I
Op een vrijblijvende offerte is een datum niet noodzakelijk.
Stelling II
Op een vaste offerte is een datum niet noodzakelijk.
A
I is juist; II is onjuist
B
I is onjuist; II is juist
C
I+II zijn juist
D
I+II zijn onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Stelling I
Retentie kan je verlagen door klantenbinding.
Stelling II
Coöperatief onderhandelen is verstandig als jij de macht hebt.
A
I is juist; II is onjuist
B
I is onjuist; II is juist
C
I+II zijn juist
D
I+II zijn onjuist

Slide 11 - Quizvraag

De verkoper vraagt aan de klant of hij zijn auto wil inruilen omdat de reparakosten te hoog worden. Wat voor een soort vraag is dit bij de SPIN methode?
A
situatievraag
B
implicatievraag
C
probleemvraag
D
nutvraag

Slide 12 - Quizvraag

"Zolang de voorraad strekt"
is bij onderhandelen een voorbeeld van:
A
macht
B
informatie
C
tijd
D
reclame

Slide 13 - Quizvraag

Het vermelden van reviews is bij overtuigingsprincipes een voorbeeld van:
A
commitment
B
consistentie
C
sociale bewijskracht
D
sympathie

Slide 14 - Quizvraag

"2 halen 1 betalen" is een voorbeeld van:
A
up selling
B
down selling
C
deep selling
D
cross selling

Slide 15 - Quizvraag

"U vindt een blauwe toch ook niet mooi?"
Wat voor soort vraag is dit?
A
hypothetische
B
open
C
alternatieve
D
suggestieve

Slide 16 - Quizvraag

"Mag ik aannemen dat wij een deal hebben?"
Wat voor een soort afsluitvraag is dit?
A
een directe
B
een indirecte
C
een veronderstellende
D
een alternatieve

Slide 17 - Quizvraag

CRM staat bij Sales voor:
A
Customer; real; management
B
cultuur; recreatie; maatschappelijkwerk
C
cost; return; money
D
customer; relationship; management

Slide 18 - Quizvraag

Stelling I
Bij accountbewaking contoleer je of de doelstellingen zijn behaald.
Stelling II
KBC staat voor: kenmerk; betekenis en controle.
A
I is juist; II is onjuist
B
I is onjuist; II is juist
C
I+II zijn juist
D
I +II zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van accountmanagementsplanning?
A
accountanalyse; accountdoelstelling; accountstrategie; accountbewaking
B
accountdoelstelling; accountaanalyse; accountstrategie; accountbewaking
C
accountbewaking; accountstrategie; accountanalyse; accountdoelstelling
D
de volgorde maakt niet uit

Slide 20 - Quizvraag