Praat in tweetallen over de volgende punten.
- Stel jezelf voor! (Mijn naam is ...... Ik heet .....)
- Hoe oud ben jij? en in welke maand ben je jarig? (Ik ben ... jaar! en ik ben jarig in ..... )
- Waar woon jij en hoe ga je naar school? (Ik woon in ...... en ik ..... naar school)
- Heb jij broers of zussen? (Ja ik heb 2 broers en 1 zus. Nee ik heb geen broers of zussen)
- Heb jij huisdieren? (Ja een hond of kat of ...)
- Waar houd jij van? (Ik houd van .....)