Horizon College
Word de beste versie van jezelf

Week 4 ~ Les 5, Les 6 & les 7

Burgerschap


Les 5: Cultuur en Identiteit, Les 6 Multiculturele samenleving & Les 7 werken
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Burgerschap


Les 5: Cultuur en Identiteit, Les 6 Multiculturele samenleving & Les 7 werken

Slide 1 - Tekstslide


Identiteit


Wie je bent, hoe je jezelf of anderen je zien is je identiteit. Dit bestaat uit alle eigenschappen die je hebt, zoals uiterlijke kenmerken, karaktertrekken, hobby's en interesses.

Slide 2 - Tekstslide


Socialisatie
Het proces waarbij je waarden en normen aangeleerd krijgt:

  • Primair (ouders/familie)
  • Secundair (school/vrienden)

Slide 3 - Tekstslide


Referentiekader

  • Is het geheel aan normen en waarden op basis waarvan je naar de wereld kijkt.

  • Je oordeelt en handelt op basis van je referentiekader.

Slide 4 - Tekstslide

Secularisme

Scheiding tussen Kerk en staat.

De overheid bepaalt wat in de wet staat. 
Religie/ geloof niet.

Slide 5 - Tekstslide

Les 6 BBL Burgerschap

Multiculturele samenleving

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je weet wat de kenmerken zijn van een multiculturele samenleving;
  • Je weet wat migratie betekent en kun het verschil tussen een immigrant en een emigrant uitleggen;
  • Je kunt de begrippen assimilatie, integratie en segregatie uitleggen;
  • Je weet wat vooroordelen en stereotypen zijn, en je kunt hiervan voorbeelden geven.

Slide 7 - Tekstslide

Multiculturele samenleving

  • Veel mensen met verschillende culturele achtergronden;
  • Als je uit eten gaat dan kun je kiezen uit veel verschillende keukens;
  • Veel verschillende religieuze achtergronden.

Slide 8 - Tekstslide

Migreren
  • Betekent verhuizen; je vestigen in een ander land.

  • Immigrant: een persoon die in een ander land is gaan wonen. 
  • Emigrant: een persoon die verhuist naar een ander land.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de belangrijkste redenen om je land te ontvluchten?

Slide 11 - Open vraag


Redenen om te vluchten:


  • Natuurrampen;
  • Oorlog;
  • Politieke onderdrukking of vervolging;
  • Discriminatie en Rascisme.

Slide 12 - Tekstslide

Omgaan met cultuurverschillen

 Segregatie
Assimilatie
Integratie


Slide 13 - Tekstslide





De eigen cultuur wordt vervangen door 
de dominante cultuur van het land waar je woont. 
Je past je dus helemaal aan.
Dominante cultuur
De cultuur die door de meeste mensen wordt gedeeld.

Slide 14 - Tekstslide






Verschillende culturen die in een land gescheiden van elkaar leven.
Leven naast elkaar, niet met of door elkaar.

Slide 15 - Tekstslide





Migranten nemen een deel van de dominante cultuur over, 
maar ook omgekeerd worden gewoonten overgenomen.

Slide 16 - Tekstslide

Sleep de juiste afbeelding bij de juiste term
Integratie
Segregatie
Assimilatie
Op een school in Nederland vieren christelijke en islamitische kinderen samen Pasen en het Suikerfeest.
Rhavi uit India woont al zo lang in Nederland, dat zij de moedertaal niet meer spreekt.
De Japanse Aiko woont in Nederland. In haar vrijd tijd gaat ze alleen met Japanners om.

Slide 17 - Sleepvraag

De Nederlandse overheid richt zich vooral op?
A
Assimilatie
B
Integratie
C
Segregatie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is je eerste gedachte?

Slide 19 - Open vraag


Vooroordelen

  • Een mening hebben over iemand of een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd;
  • Emotioneel geladen, meestal negatief bedoeld;
  • Het oordeel is van te voren al bepaald.

Stereotypen

  • Algemeen versimpeld beeld over kenmerken, eigenschappen en gedragingen van een bepaalde groep;
  • Overdreven en generaliserend;
  • Dat is gewoon zo! Kennis over de groep.

Slide 20 - Tekstslide

Welke vooroordelen zijn er over het werken in een verpleeghuis?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video


Les 7


BBL - Burgerschap
Werk

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je weet wat een vakbond is;
  • Je weet wat je rechten zijn als je wilt gaan staken;
  • Je weet wat het begrip verzorgingsstaat betekent en kunt voorbeelden geven van werknemersverzekeringen;
  • Je weet wat het verschil is tussen belasting en premie betalen en wat dit betekent voor het bruto,- en nettoloon.

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer zou jij gaan staken?
of
Helpt het als je staakt?

Slide 26 - Open vraag


Staken
Georganiseerd door een vakbond = 

  • een recht,
  • geen werkweigering,
  • gedeeltelijk doorbetalen loon door de vakbond (als je lid bent).


Slide 27 - Tekstslide


Moet je je leidinggevende laten weten als je gaat staken?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag


Mag je ook staken als je GEEN lid bent van een vakbond?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Vakbonden
Een vakbond is een groep werknemers die zich verenigt. Samen zorgen zij er voor dat de werkgever niet de enige is die ‘macht’ heeft op de werkvloer. Als je uitzoomt, is ‘de vakbond’ dus het totaal aan mensen die lid zijn van zo’n vereniging.
  • Werknemers rechten beschermen
  • Arbeidsmarkt eerlijk houden
  • CAO onderhandelingen


Slide 30 - Tekstslide


Verzorgingsstaat
In een verzorgingsstaat zorgt de overheid voor bepaalde basisvoorzieningen.

  • Burgers hebben een minimum inkomen (sociale zekerheid);
  • Burgers hebben recht op onderwijs;
  • Burgers hebben recht op zorg.

Slide 31 - Tekstslide

Hoe en door wie wordt de verzorgingsstaat eigenlijk betaald?

Slide 32 - Open vraag

Wet Langdurige Zorg
Algemene Ouderdoms Wet
Werkloosheids Wet
Wet werk en inkomen
Verschil tussen bruto,- en nettoloon
Over alles waar belasting over wordt betaald

Slide 33 - Tekstslide


Henk heeft geld van zijn werkgever gestolen en wordt op staande voet ontslagen, hij heeft:
A
Recht op WW
B
Recht op ZW
C
Recht op bijstandsuitkering
D
Recht op juridische begeleiding van een advocaat

Slide 34 - Quizvraag


Het verschil tussen bruto,- en nettoloon wordt vooral veroorzaakt door:
A
BTW
B
ACCIJNS
C
PREMIES
D
PENSIOEN

Slide 35 - Quizvraag


Door Corona moet een café-eigenaar personeel ontslaan, de werknemers hebben nu recht op:
A
ZW
B
WW
C
WIA
D
Bijstand

Slide 36 - Quizvraag


Voor welke sociale verzekering betalen werkenden premie?
A
Bijstand
B
WW
C
Zorgtoeslag

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

Leerdoelen:
  • Je weet wat het begrip arbeidsmarkt inhoudt;
  • Je kunt uitleggen wat een krappe arbeidsmarkt is;
  • Je weet wat een cao is;
  • Je kunt uitleggen het verschil is tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Slide 39 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
Beroepsbevolking
Vraag
Aanbod
Beroepsbevolking bestaat uit alle mensen tussen de 15 jaar en de pensioensleeftijd die een baan van minimaal 12 uur per week hebben of willen hebben.

Slide 40 - Tekstslide


Wie behoort NIET tot de beroepsbevolking?
A
Henk die 20 uur p/w werkt.
B
Regilio die 32 uur p/w wil werken.
C
Ahmed die een opleiding volgt tot arts.
D
Wendy die 14 uur p/w werkt.

Slide 41 - Quizvraag

Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt

Slide 42 - Tekstslide



Waarom verandert de arbeidsmarkt?





(vraag en aanbod van werk)




  • Robotisering (technologie)
  • Seizoenen
  • Economie (groei en krimp)

Slide 43 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
het woord cao?

Slide 44 - Woordweb

CAO
Werkgevers
Werknemers
Werkgeversorganisatie(s)
Vakbond(en)
Onderhandelen
Collectieve
Arbeids
Overeenkomst

Slide 45 - Tekstslide


Onderhandelen over?
Primaire voorwaarden:

  • werktijden & loon 

Secundaire voorwaarden:

  • scholing, reiskosten & vakantiedagen


Slide 46 - Tekstslide


Hoe hoog is het minimumloon in 2024?
(21 jaar p/m - bruto)
A
€ 13,27
B
€ 10,94
C
€ 13,68
D
€ 15,96

Slide 47 - Quizvraag

Duur van een arbeidsovereenkomst?

  • Onbepaalde tijd  = vast contract
  • Bepaalde tijd = tijdelijk contract

Uren p/w:
  • oproepcontract (geen vast aantal - voor beide keuze)
  • nulurencontract (geen vast aantal -  werknemer moet komen)
  • min-maxcontract (uitbetaling minimum aantal uren)

Slide 48 - Tekstslide

Ontslag, hoe werkt dat?

    • Proeftijd, zonder reden voor beide partijen (max. 2 mnd)
    • Op staande voet ontslag (stelen, vaak te laat komen, werk weigeren)
    • Ontslag bij vast contract: opzegtermijn (soms ook bij tijdelijk contract)

    Slide 49 - Tekstslide

    Volgende week
    Les 8 Werknemerschap

    Slide 50 - Tekstslide