Horizon College
Word de beste versie van jezelf

DLW 22-06-07 Maligne aandoeningen + palliatieve zorg

Maligne aandoeningen
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Maligne aandoeningen

Slide 1 - Tekstslide

Hfst 29 uit Farmacotherapie voor aa.
Programma & Lesdoelen  

  • Vragen van jullie???
  • Uitleg maligne aandoeningen
  • Uitleg palliatieve zorg
  • Lesevaluatie

Lesdoelen:
- Je kent de theorie omtrent maligne aandoeningen.
- Je kent een aantal behandelwijze  en leefgewoonte 
- Je kunt uitleggen wat er onder palliatieve zorg verstaan wordt 



 

Slide 2 - Tekstslide

Terug kijken op wat vorige week behandeld is. 
Kanker: hoe het ontstaat, soorten kanker, behandeling. 

Je kunt:
zes leefgewoonten/omstandigheden noemen die in verband worden gebracht met kanker;
drie verschillen noemen tussen een kwaadaardige en een goedaardige tumor;
vier geneesmiddelgroepen noemen die kunnen worden ingezet bij de behandeling van kanker;
uitleggen welke twee andere behandelmethodes (naast geneesmiddelen) bij kanker kunnen worden ingezet;
uitleggen waarom oncolytica bijna altijd gecombineerd worden gebruikt;
de belangrijkste orale oncolytica herkennen, ondanks dat de verstrekking niet vaak meer door de openbare apotheek zal worden gedaan.
KD = Kwalificatiedossier
Kerntaak 1 Voert geïndividualiseerde farmaceutische patiëntenzorg uit
W1 - Neemt de zorgvraag aan
W2 - Voert medicatiebewaking uit
W3 - Verzorgt uitgifte van medicijnen
W4 - Geeft instructie over medicatiegebruik
W5 - Verwerkt patiëntgerelateerde informatie en administratie
Kerntaak 2 Verleent niet-receptgestuurde zorg aan de patiënt
W1 - Adviseert over gezondheid en preventie
W2 - Geeft zelfzorgadvies
Kerntaak 3 Biedt productzorg
W1 - Stelt voorgeschreven geneesmiddelen beschikbaar
W2 - Stelt op maat gemaakte geneesmiddelen beschikbaar
W3 - Zorgt voor logistiek en beheer
Kerntaak 4 Werken aan kwaliteit en deskundigheid
W1 - Werkt aan de eigen deskundigheid
W2 - Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
W3 - Werkt multidisciplinair samen en stemt werkzaamheden af

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welk middel wordt vaak begonnen bij de ziekte van Parkinson?
A
Amantadine
B
Carbamazepine
C
Diazepam
D
Levodopa

Slide 4 - Quizvraag

Tekort aan neurotransmitters dopamine
Met welk middel wordt gestart bij een migraineaanval?
A
1000 mg paracetamol + domperidon
B
600 mg ibuprofen + metoclopramide
C
1200 mg carbasalaatcalcium
D
sumatriptan

Slide 5 - Quizvraag

Ant A. Mag ook 1200 mg carbasalaatcalcium zijn + Pro-kineticum (=metoclopramide of domperidon)
Ant B is tweede stap
Ant D. is derde stap 
Welk middel wordt niet gebruikt bij de behandeling van dementie?
A
Rivastigmine
B
Galantamine
C
Memantine
D
Lamotrigine

Slide 6 - Quizvraag

Lamotrigine= anti epileptica, 2e keus bij epilepsie na natriumvalproaat. 
Soms profylaxe van bipolaire depressieve episodes.
Verschil tussen dementie & delier ?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kanker

Slide 9 - Woordweb

Wat wil je kwijt/ wat weet je/  wat wil je erover weten?
Maligne aandoeningen
Maligne aandoeningen

Slide 10 - Tekstslide

Belangrijkste doodsoorzaak sinds 2011
Maligne aandoeningen
Vijf meest voorkomende soorten

Slide 11 - Tekstslide

Cijfers veranderen.

Slide 12 - Tekstslide

Invloed van corona op preventief bevolkingsonderzoek. 
Slecht en goed nieuws

Slide 13 - Tekstslide

Door de vergrijzing meer toename van patiënten.
Grotere overlevingskans door meer onderzoek, vroege diagnose en effectievere behandeling.
Celdeling

Slide 14 - Tekstslide

Gelijke cellen/celgroepen vormen een weefsel of orgaan. 
Stofwisseling + celdeling.
Witte bloedcel = leukocyt vormen samen met bloed en lynfeweefsel je afweersysteem.
Oorzaak waarom cel niet herkend wordt als afwijkend onbekend, wel bekend dat niet 1 oorzaak voor kwaadaardige celgroei. Bijna altijd combi van risicofactoren.
Benigne 
Maligne
Kwaadaardig
Goedaardig

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benige of maligne tumor?
  • Benigne = goedaardig: 
geen invloed op omliggend weefsel

  • Maligne = kwaadaardig:
- celtype is anders dan omgevingscellen
- de tumor dringt het omliggende weefsel binnen (infiltratie) en vernietigt dat
- cellen kunnen losraken en nieuwe tumoren veroorzaken 
(uitzaaiing= metastase)

Slide 16 - Tekstslide

Snelle celdeling > groot aantal cellen= gezwel of tumor. 
Neoplasma= nieuwvorming van cellen.
Goedaardig kan ook verkeerd aflopen, hangt af van de plaats. bijv in hersenen of andere vitale organen. 
Meestal meerdere mutaties nodig voor kankercel ontspoort (schade aan DNA door externe factoren).
Soorten kanker
  • Carcinomen
- in het oppervlakteweefsel
- longkanker, (dik) darmkanker, baarmoederhalskanker, prostaatkanker, blaaskanker, borstkanker

  • Sarcomen
- in steun-, bind- en/of bloedvatenweefsel
- spieren, botten, zenuwen, vet

  • Systeemziekte
- in het bloed, bloedvormende organen en het lymfesysteem 
- leukemie (vermeerdering van witte bloedcellen)


                   80% van                               maligne                                 tumoren                   zijn carcinomen.

Slide 17 - Tekstslide

Oppervlakte=epitheel > cellen bovenste laag vormen van huid of slijmvliezen.
Sarcoom= weke delen> structuren en organen van het lichaam verbindt, ondersteunt en omvat. 
Iedere tumorsoort eigen behandeling.
Melanoom= pigmentmakende cellen, huid en oog.
Hematologische= bloed, lymfe, beenmerg en milt.
Metastase=kanker vanuit orgaan.
Bloedvormende organen: beenmerg, zwezerik=thymus (jonge kinderen) en lymfeklieren.

Risicofactoren van kanker
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het risico op kanker met een derde verminderd kan worden door gezonde voeding- en leefstijl (KWF)

  • Leeftijd
  • Leefstijl
  • Leefomgeving en beroep
  • Infectieziekten
  • Erfelijkheid
  • Voeding

Slide 18 - Tekstslide

Kankervormen zijn soms gerelateerd aan leefstijlgewoonte en omgevingsfactoren. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zouden risicofactoren voor het krijgen van longkanker kunnen zijn?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Infecties: hepatitis > chronische leverontsteking geeft verhoogde kans op kanker. 
Longkanker > roken, chemische stoffen (asbest).
UV> huidkanker.
DES: zeldzame vorm van vaginakanker. 
Diagnose van kanker
Stap 1 klachten of screening
stap 2 lichamelijk onderzoek
stap 3  weefselonderzoek + bloedonderzoek + beeldonderzoek 
Biopt
Bloedonderzoek
Beeldvormend onderzoek

Slide 22 - Tekstslide

Screening via bevolkingsonderzoek. 
Beeldonderzoek om de juiste behandeling vast te stellen (wel of niet uitgezaaid). 
Tien symptomen die kunnen wijzen op kanker

Slide 23 - Tekstslide

- ernstige vermoeidheid zonder inspanning
- gewichtsverlies zonder aanleiding
- blijvende heesheid of hoest
-bloed in opgehoest slijm
- slikklachtenm eten blijft hangen
- nieuwe moedervlekken of veranderingen (kleur,vorm,groottem jeuk of snel bloeden)
-blijvende verandering van stoelgang zonder aanleiding.
-zweetje wondje dat niet geneest

Slide 24 - Tekstslide

Echo: geluidsgolven
CTscan: rontgenstraling/dwarsdoorsnede
MRscan: magneetveld
PETscan: radioactieve stof (positron emissie tomografie)
HT= hematocrietwaarde, stoornis aanmaak/afbraak rode bloedcellen.
PA onderzoek= patholoog anatoom
  cytologisch= celonderzoek, minder belastend en sneller.
  histologisch= weefselonderzoek.
Voor welke kankersoorten is er een bevolkingsonderzoek?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van welke soort preventie is er sprake bij bevolkingsonderzoek naar kanker?
A
Primaire preventie
B
Secundaire preventie
C
Tertiaire preventie
D
Quaternaire preventie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vormen preventie
Quaternaire preventie = 
het voorkómen dat mensen onnodig gebruikmaken van zorg en/of afhankelijk worden van zorg en de eigen regie verliezen. 

Slide 28 - Tekstslide

Preventie in de basis van gezondheidszorg
Behandeling kanker
  • Chirurgie
  • Radiotherapie
  • Geneesmiddelen
 -  Chemotherapie
- Doelgerichte therapie
- Hormonale therapie
- Immunotherapie
- Overige geneesmiddelen


Slide 29 - Tekstslide

Radiotherapie= celdodend dmv radioactieve straling. Tumor moet wel bereikbaar zijn.
Chirurgie= operatief verwijderen.
Combinatie van behandeling, steeds vaker individueel afgestemd. 
Lijkt genezing uitgesloten dan beoogde verbetering afwegen tegen belasting van de behandeling. Kwaliteit soms belangrijker dan verlenging. 
Oncologie= verzamelnaam voor verschillende groepen stoffen die rechtstreeks ingrijpen op celdeling=cytostatica. 
Chemotherapie is de behandeling van kanker met cytostatica
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Chemotherapie
Chemotherapie= gebruik van oncolytica
Oncolytica= celdelingremmende stoffen

Slide 31 - Tekstslide

Verschillende oncolytica grijpen in op verschillende stadia van celdelingsproces.
Chemokuur= complete cyclus van behandelingen.
G1: vermeerdering celcomponenten
S:replicatie van celcomponenten
G2: voorbereidende fase op mitose, eventuele fouten worden hersteld
M: mitose> profase, metafase, anafase telofase waarna er 2 nieuwe cellen ontstaan.
Oncolytica remmen de celdeling, niet selectief dus ook goede celdeling, veel bijwerkingen. Snelgroeiende cellen, als eerst tot uiting. Bijwerkingen: misselijkheid, braken, diarree, ernstig vochtverlies, geen alternatief daarom meestal geaccepteerd. 

Chemotherapie
  • Busulfan
  • Capecitabine
  • Cyclofosfamide
  • Mercaptopurine
  • Methotrexaat

Intermitterende behandeling + gecombineerd gebruik

Slide 32 - Tekstslide

Capecitabine: remt de groei. (Dikke darm endeldarm rectum). Binnen 30 min. na de maaltijd innemen. 
Mercaptopurine: onderdrukt eigen afweer (leukemie, (ook bij cu of crohn)darmcellen).  's Avonds innemen. 
Drink pas melk, andere zuivelproducten of zure dranken zoals vruchtensap vanaf 1 uur na inname van de tabletten of de drank. Heeft u zuiveldranken of zure dranken gebruikt? Wacht 2 uur voor u de tabletten of de drank inneemt.

Advies emeticum

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Intermitterende behandeling
Behandeling niet-specifiek: werkt op alle “sneldelende cellen”







Doorlopende lijn= normale cellen
Stippellijn= tumorcellen

Slide 35 - Tekstslide

Intermitterende behandeling: behandelen met tussenpozen zodat eigen cellen kunnen herstellen.
Gecombineerd: verschillende celdelingscyslus aangrijpen = effectiever en minder resistentie. Minder van nodig dus minder bijw.
Bloedcellen sneller herstellen dan tumor is de hoop. 
Bijwerkingen
  • Bloedbeeldafwijkingen
      - te weinig witte- en rode bloedlichaampjes en bloedplaatjes

  • Algemeen
       - misselijkheid, braken, diarree
       - ontsteking van het mondslijmvlies
       - haaruitval
       - pijn


Slide 36 - Tekstslide

Lange termijn effect:
- hartschade spier
- neuropathie=zenuwbeschadiging
- niertoxiciteit
- onvruchtbaarheid
- vervroegde overgang> botontkalking.
Bloedbeeldafwijkingen door remmingen van beenmergcellen.
Haarverlies: door beschadiging haarzakjes, hangt van de behandeling af. Groeit meestal weer aan. Coltcap alternatief.
Ook veel huidreacties. 
Hand/voet: pijnlijk, gezwollen, tintelingen specifiek bij capecitabine. 

Doelgerichte therapie

Celdeling van kankercellen remmen of kankercellen doden

Voorbeelden:
- nivolumab
- imatinib


Slide 37 - Tekstslide

Via infuus. 
Hormonale therapie

  • Tumor is gevoelig voor geslachtshormonen
        - man: prostaatkanker 
        - vrouw: borstkanker (mammacarcinoom)

  • Kwaadaardige tumoren hebben receptoren
       - verbinding met receptor voorkomen
       - activiteit van geslachtshormoon verlagen
       - aanmaak geslachtshormonen verminderen

Bijwerkingen: opvliegers, borstontwikkeling





Slide 38 - Tekstslide

Weefsels + organen waarvan tumorgroei door hormonen wordt beinvloedt. 
Antihormoon: de celgroei vermindert. 
Tamoxifen verhindert binding oestrogeen aan oestrogeenreceptor (borstkanker)
Gosereline: prostaat- en borstkanker
Anastrozol: vermindert aanmaak van oestrogeen (postmenopauzale borstkanker) endometriumcarcinoom.
Immunotherapie


  • Afweersysteem:
       -  stimuleren: lichaam bestrijdt kankercellen
       - onderdrukken: orgaantransplantatie of auto-immuunziekte

  • Allergische reacties, risico op ontstekingen, uitslag

Voorbeelden:
azathioprine, ciclosporine, methotrexaat, mycofenolzuur



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methotrexaat


  • Dosering:
    - wekelijks in een lage dosering (tot 30 mg)→ psoriasis, reumatoïde artritis
    - dagelijks in een hoge dosering→ kanker

  • Wat betekent dit voor de praktijk?
    - indicatie op het recept
    - extra controle door de apotheker voor afgifte


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige - Corticosteroïden
  • Bijnierschorshormonen die de lichamelijke afweer laten dalen


  • Gunstig effect op: pijn,  stemming,  eetlust,  algemene lichaamsconditie

  • Na chronisch gebruik afbouwen 

Voorbeelden: prednisolon, dexamethason



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet een kuur met corticosteroïden afgebouwd worden?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Overige - Interferonen
  • Afgeleid van lichaamseigen afweerstoffen

  • Afweer versterken: 
      - bijwerkingen van oncolytica bestrijden
      - bestrijden van kankercellen door het lichaam te stimuleren

  • Dure geneesmiddelen
Eisen aan vergoedingen: specialist

Voorbeelden: interferon alfa 2b, interferon bèta 1a




Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige - Bloedgroeifactoren
  • Bloedcelaanmaak stimuleren en functie bloedcellen versterken

  • Toepassing: versnellen proces van bloedcelaanmaak


  • Dure geneesmiddelen
       - eisen aan voorschrijver: specialist
       - eisen aan indicatie: moet op het recept staan

Voorbeelden: epoëtine, darbepoëtine en filgrastim



Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke leefregels kun jij bedenken die de kans op kanker verkleinen

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve zorg

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve zorg is..?

Slide 47 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve zorg

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve zorg
  • Ziektegerichte palliatie
  • Symptoomgerichte palliatie
  • Welke geneesmiddelen worden ingezet?
       - Off-label gebruik van geneesmiddelen
  • Pijnbestrijding volgens de NHG-standaard Pijn
  • Delier
  • Palliatieve sedatie

Slide 49 - Tekstslide

Klachten in de palliatieve fase:
vermoeidheid,misselijkheid en braken
pijn, benauwdheid,slaapproblemen, 
obstipatie, jeuk, hik, ileus (de darmen werken niet meer door een afsluiting of doordat er geen peristaltiek is), 
decubitus (drukplekken, doorligwonden)
verwardheid, onrust, delier, depressie, 
reutelende ademhaling.

Slide 50 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Problemen in de palliatieve fase
  • Pijn
  • Spijsverteringskanaal:
       - Mond en slokdarm (dorstprikkel)
       - Middenrif (hik)
       - Misselijkheid en braken
       -  Darmen (obstructie)
  • Psyche
  • Delier

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel gebruikte gnm  
  • pijnstillers
  • laxeermiddelen
  • anti-emetica
  • slaapmiddelen
  • antipsychotica
       enz

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chronische medicatie gestaakt
Chronische medicatie wordt vaak gestaakt aangezien de langetermijn effecten niet meer opwegen tegen evt bijwerkingen

Antidiabetica wel continueren ivm klachten ontregelde bloedspiegel

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve sedatie 
  • Het verlagen van bewustzijn om ernstige symptomen te bestrijden.

  • Doel: bieden van comfort dat niet op een andere manier kan worden geboden

  • Vaak pomp met morfine en midazolam + staken vocht en voeding


Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Euthanasie
  • Actieve levensbeëindiging onder strenge voorwaarden:
     - ondraagelijk en uitzichtloos lijden
     - patiënt heeft vrijwillig, weloverwogen en herhaaldelijk erom gevraagd
     - 2e arts heeft de vraag beoordeeld (SCEN arts)
     - zorgvuldige verslaglegging

  • Apotheker levert de geneesmiddelen:
     - sedativum→ natriumthiopental of propofol
     - spierverslapper→ rocuronium

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Euthanasie versus palliatieve sedatie

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procedure aanvraag euthanasie 

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang heeft een patiënt met terminale zorg maximaal nog te leven?

A
Minder dan een week
B
Minder dan een maand
C
Minder dan twee maanden
D
Minder dan drie maanden

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Video

Welke hulp kan de apotheek geven bij patiënten met kanker. 
Heb je nog extra uitleg nodig?

Slide 60 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie van de les
Theorie was zwaar, maar wel interessant.
Les was lang, saai en ik heb weinig geleerd
Les was wel okay omdat .....
anders:

Slide 61 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Les van volgende week:
Voorbereiden capsules en zetpillen
uit het boek Productzorg

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies