Horizon College
Word de beste versie van jezelf

24-09-23 Alternatieve therapieën, Vitamines & mineralen

Alternatieve therapieën
Vitaminens & Mineralen
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Alternatieve therapieën
Vitaminens & Mineralen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Vragen ?

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen zitten er nog in je hoofd. 
Heeft er iemand een casus vanuit de praktijk? 
Van welke casus heb jij veel geleerd? 
Achtergrond informatie gnm + patiënt+ evt. zz

Slide 3 - Tekstslide

Welk ziektebeeld is er sprake, is dit af te leiden uit de medicatie? Welke leefstijladviezen zijn van belang. 
Dit is leerzaam om verbanden te leggen, daarnaast mooie voorbereiding KZD Spec. doelgroepen. 

Programma van deze les  

  • Vragen van jullie???
  • Alternatieve therapieën
  • Vitamines & mineralen
  • Evalueren





 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen van vandaag:

- Ik ken ken verschillende alternatieve therapieën.
- Ik ken de verschillende vitamines & mineralen; weet waarom zij essentieel zijn
- Ik weet waartoe tekorten kunnen leiden bij vitaminedeficiëntie. 
-Ik weet op welke wijze ik de cliënt kan motiveren dat gevarieerd eten belangrijk is. 


Slide 5 - Tekstslide

Ik heb aan het eind nog een aantal rekensommen toegevoegd met uitwerking, zodat je nog wat kunnen oefenen voor diegene die daar behoefte aan hebben. 
KD = Kwalificatiedossier
Kerntaak 1 Voert geïndividualiseerde farmaceutische patiëntenzorg uit
W1 - Neemt de zorgvraag aan
W2 - Voert medicatiebewaking uit
W3 - Verzorgt uitgifte van medicijnen
W4 - Geeft instructie over medicatiegebruik
W5 - Verwerkt patiëntgerelateerde informatie en administratie
Kerntaak 2 Verleent niet-receptgestuurde zorg aan de patiënt
W1 - Adviseert over gezondheid en preventie
W2 - Geeft zelfzorgadvies
Kerntaak 3 Biedt productzorg
W1 - Stelt voorgeschreven geneesmiddelen beschikbaar
W2 - Stelt op maat gemaakte geneesmiddelen beschikbaar
W3 - Zorgt voor logistiek en beheer
Kerntaak 4 Werken aan kwaliteit en deskundigheid
W1 - Werkt aan de eigen deskundigheid
W2 - Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
W3 - Werkt multidisciplinair samen en stemt werkzaamheden af

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hfst. 1,5 -Alternatieve therapieën

Hfst 25 -  Vitamines & mineralen

Slide 7 - Tekstslide

In dit blok zullen we de laatste hoofdstukken uit het boek behandelen ter voorbereiding op Kerntaak 1. 
Hoe sta jij tegenover alternatieve therapieën?

Slide 8 - Open vraag

Ben jij wel eens behandeld met een alternatieve therapie?
Welke alternatieve therapieën kun jij noemen?

Slide 9 - Woordweb

In het boek worden homeopathie en fytotherapie uitgewerkt. 

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Alternatieve therapieën
Alle therapieën, geneesmiddelen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs is.  Ze zijn niet Evidence Based, medische effectiviteit is niet bewezen.

 Er is een grote verscheidenheid aan alternatieve geneeswijzen. Voorbeelden waarbij gebruik wordt gemaakt van alternatieve middelen zijn: homeopathie, fytotherapie en orthomoleculaire geneeskunde.

Slide 11 - Tekstslide

Orthomoleculaire geneeskunde: hier wordt anders gedacht over de inname van vitamine. Er worden 10 tot 100x de hoeveelheid van de voedingsraad geadviseerd. 
Reguliere geneeskunde vs alternatieve geneeswijze
Reguliere geneesmiddelen zijn wetenschappelijk onderzocht op werkzaamheid:
- Dierproeven
- Op gezonde mensen
- Op zieke mensen
- Dubbelblind gerandomiseerd onderzoek
- Publiceren in wetenschappelijk tijdschrift → commentaar collega wetenschapper →herhaling onderzoek
- Meta-analyse

Alternatieve geneeswijzen niet bewezen → kan ook niet. 

Holistisch model → er wordt gekeken naar lichaam, geest en ziel.

Elke patiënt is anders, veel aandacht voor de patiënt als persoon
  

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Homeopathie
Alternatieve geneeswijze gebaseerd op Duitse arts Samuel Hahneman

similiaregel= Behandelwijze met middelen die bij gezonde mensen verschijnselen opwekken die gelijkenis vertonen met het ziektebeeld van de te behandelen patiënt.
Het homeopathische middel stimuleert het lichaam zichzelf te genezen. Dus duidelijk verschil met reguliere geneeskunde; mbv geneesmiddelen probeert ziekten te genezen of de symptomen te verlichten.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homeopathische geneesmiddelen
Homeopathische middelen bestaan uit één bestanddeel.
Daarnaast bestaan samengestelde middelen, aangeduid met complex of compositum achter de naam.

Ook zijn er zogenoemde pentarkanmiddelen, die bestaan uit 5 homeopathische bestanddelen, zijn combinatiemiddelen met als taak: ziekte af te weren, persoon te beschermen en ziekte te genezen.


Slide 15 - Tekstslide

Het basismateriaal van homeopathische geneesmiddelen kan bestaan uit planten of stoffen die een minerale of dierlijke oorsprong hebben.
Homeopathische toedieningsvormen
Dilutie (= druppels), de zuiverste vorm, bevat voor 50% alcohol, dus minder geschikt voor kinderen
Tabletten, gemaakt uit verwrijving met melksuiker en vooral bedoelt voor onoplosbare stoffen
Globuli (= korrels), rietsuikerkorrels gedrenkt in gepotentieerde vloeistof/oplossing, vaak bedoeld voor kinderen.

Potentiëren gebeurt in stappen van 1 op 10 (D-potenties), 1 op 100 (C- of K-potenties) of 1 op 50.000 (LM- of Q-potenties). Achter de Latijnse naam van het geneesmiddel staat de verdunning, bijvoorbeeld Arnica D3.
Ø = oertinctuur, van daaruit wordt verdund



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Baadt het niet dan schaadt het niet.

Mee eens.
Niet mee eens

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hypericum = Sint Janskruid
Indicatie: verbetert de stemming
Let op! kan verschillende interacties geven. 
Anno 2023 zijn er geen geregistreerde sint-janskruid producten op de markt in Nederland. Omdat er wel vrij verkrijgbare producten met sint-janskruid op de markt zijn, is besloten om deze standaard toch te behouden. 

Slide 18 - Tekstslide

Medicatie die een relevante interactie heeft met sint-janskruid: acenocoumarol, alprazolam, atorvastatine, corticosteroïden in onderhoudsdosering, digoxine, disopyramide, doxycycline, fenprocoumon, fentanyl, guanfacine, hormonale anticonceptie, isavuconazol, ivabradine, ivacaftor, kinidine, letermovir, macitentan, methadon, mirtazapine, midazolam, netupitant, oncolytica, perampanel, simvastatine, topiramaat, theofylline, ticagrelor, ulipristal, verapamil, voriconazol, zolpidem, zonisamide, de DOAC's en een aantal antipsychotica, immunosuppressiva, HIV-middelen en hepatitismiddelen.
Als de klant medicatie gebruikt die depressie kan veroorzaken of verergeren, leg dan uit dat het een bijwerking kan zijn van het geneesmiddel en adviseer dit met de arts te overleggen. Als de klant medicatie gebruikt die een relevante interactie geeft met sint-janskruid, raadpleeg dan het medicatiebewakingssysteem of de KNMP Kennisbank voor afhandeling hiervan. 
Fytotherapie
Er bestaan twee vormen van fytotherapie: de reguliere en complementaire vorm.
  • Reguliere fytotherapie: Bij deze vorm wordt gebruikgemaakt van onderdelen van planten waarvan de reguliere geneeskunde de werking erkent, zoals Ginkgo Biloba. Ginkgo is een geregistreerd geneesmiddel dat wordt gebruikt om de bloeddoorstroming bij etalagebenen te stimuleren.
  • Complementaire fytotherapie: Dit zijn tabletten, crèmes en oogdruppels die bestaan uit onverdunde extracten van planten.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overeenkomsten homeopathie & fytotherapie
  • Beiden maken gebruik van natuurlijke grondstoffen, delen hiervan in ruwe of bewerkte staat.
  • Het lichaam breekt alle stoffen die bij deze alternatieve geneeswijzen gebruikt worden in zijn geheel af.
  • Homeopathie en Fytotherapie worden allebei gekenmerkt door weinig tot geen bijwerkingen.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen homeopathie & fytotherapie
  • Homeopathie gaat uit van het similiaprincipe ->een middel, dat bij gezonde mensen bepaalde klachten oproept, zieke mensen met diezelfde klachten kan genezen
Fytotherapie gaat uit van contrariaprincipe ->een ziekteverschijnsel met middelen met een tegengestelde werking moet bestrijden
  • In tegenstelling tot Fytotherapie maakt homeopathie ook gebruik van dierlijke en minerale grondstoffen.
  • Homeopaten en fytotherapeuten verschillen ook in de benadering van het gezondheidsprobleem. Homeopaten kijken niet alleen naar de specifieke klacht, maar naar het gehele lichaam. Bij Fytotherapie ligt de focus meer op het fysieke ongemak.
  • Bij homeopathie wordt gebruikgemaakt van verdunde producten, terwijl dit bij Fytotherapie niet het geval is.




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleer argumenten voor- en argumenten tegen fytotherapie.

Slide 22 - Open vraag

Goed stil te staan bij de verschillende zienswijze van cliënten.
Argumenten fytotherapie
Voor:
∙ Minder bij effecten
∙ Het gebruik van planten is vertrouwd
∙ De aanwezigheid van andere stoffen geeft een beter eindresultaat

Tegen:
∙ Ook bestanddelen van planten kunnen zeer giftig zijn
∙ Dat de aanwezigheid van andere stoffen een beter resultaat kunnen geven, is niet wetenschappelijk onderbouwd

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik gebruik weleens een vitaminepreparaat
Ja, altijd
Ja, soms
Nooit

Slide 24 - Poll

Een gezond persoon die gevarieerd eet krijgt in principe voldoende vitamine en mineralen binnen. Uitzondering zijn vitamine D + B12 veganisten
Wat kun jij vertellen over een goede leefstijl?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Naast dat de levensverwachting verhoogd kan worden door het inzetten van leefstijladviezen, kan er soms minder medicatiegebruik nodig zijn. 

Slide 27 - Tekstslide

Het is je vast niet ontgaan er wordt steeds meer ingezet op leefstijl.
Ook belangrijk bij PvB Kerntaak 2

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leefstijl in de conceptiefase

Slide 29 - Tekstslide

Een goed begin ....
Er is uit meerdere onderzoeken gebleken welke invloed voeding heeft al voor de conceptiefase. 

Slide 30 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke vitamines en minralen zijn we eerder tegen gekomen ?

Slide 32 - Open vraag

B11
Vit. D
tretinoïne  bij acne
vit. K (niet te veel uitweiden, komt later aanbod)

Slide 33 - Tekstslide

Kleine hoeveelheden vitamine K maak je aan in de darm.
Het lichaam zet voorlopers van vitamines uit de voeding om, zoals de provitamine A (carotenoïden) in vitamine A en provitamine D in vitamine D. In geval van vitamine D gebeurt dat in de huid onder invloed van zonlicht.
Het lichaam kan zelf niacine (vitamine B3) aanmaken uit het aminozuur tryptofaan.

Slide 34 - Tekstslide

Kunnen we niet zelf aanmaken, krijgen dit binnen via plantaardig of dierlijk voedsel. 

Spoorelementen, daar zijn hele kleine hoeveelheden van nodig. 

Het slikken van vitaminepreparaten is..
A
causale therapie
B
symptomatische therapie
C
substitutietherapie
D
preventieve therapie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere twee soorten van therapie/behandeling ken je?

Slide 36 - Open vraag

Palliatief en diagnostisch. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitamine = antidotum

Slide 41 - Woordweb

Vit. K bij doorschieten van acenocoumarol
Hydroxocobalamine (B12) een goede keus bij een cyanidevergiftiging
B11 bij MtX 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Tekort B1 kan leiden tot zenuwaandoeningen.

Slide 44 - Tekstslide

Tekort kan leiden tot scheurbuik en kleine huidbloedinkjes. 

Slide 45 - Tekstslide

Tekort kan leiden tot oogaandoeningen, aantasting huid en slijmvliezen. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Kind jonger dan 4 jaar. 

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gnm geven interactie met calcium ?
A
Bisfosfonaten
B
Ciprofloxacine en norfloxacine
C
Ferrofumaraat en ferrogluconaat
D
Tetracyclines

Slide 51 - Quizvraag

Antwoorden A +C + D = 2 uur voor of 4 uur na 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Kleinere hoeveelheden van nodig

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie o wie...

Slide 55 - Tekstslide

Uit wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat het diabetesmedicijn metformine de bijwerking kan hebben dat je lichaam minder vitamine B12 opneemt. Daardoor kan een vitamine B12 tekort ontstaan en klachten die daarmee samenhangen

Hoe herken ik een vitamine B12 tekort?
Bij een tekort aan vitamine B12 kun je bloedarmoede krijgen. Je kunt dan ongemakken ervaren, zoals moeheid, duizeligheid, hartkloppingen en oorsuizen. Ook kun je tintelingen of een doof gevoel in handen en voeten, slappe beenspieren en geheugenverlies ervaren.

Slide 56 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vitamine A-drank 50.000 IE/ml FNA bevat de grondstof
Vitaminum A syntheticum densatum oleosum 1.000.000 IE/g.
Hoeveel vitamine A moet je afwegen om 30 ml vit.A drank te maken?

Slide 57 - Open vraag

30 ml met 50.000IE/ml dus 30x50.000= 1500.000IE nodig. Je hebt in je potje 1000.000IE zitten, dus delen door. 1500.000/1000.000= 1,5 gram
Je kunt je antwoord controleren door het FNA voorschrift erbij te pakken. (5g in 100 ml nodig)
Vitamine A-drank 50.000 IE/ml FNA is voorgeschreven met de dosering
S. 1 dd 3000 IE innemen.
Wat zet je op het etiket voor gebruik? (dosering in ml)

Slide 58 - Open vraag

3000 IE per dag. Je hebt een concentratie van 50.000IE/ml
dus 3000IE /50.000IE = 0,6 ml
50.000IE in 1 ml
3000IE in ? ml
Miconazolnitraat 2%
Cremor cetomacrogol ad 75
Bereken de concentratie (mg/g) van de miconazol in deze crème.

Slide 59 - Open vraag

geheel/100x% is dus 75/100x2=1,5 gram
of verhoudingstabel 2/100x75= 1,5 gram
1,5 gram = 1500mg in 75 gram, je wilt het per gram weten dus delen >
1500 mg/75 g = 20mg/g
Crèmor HCA FNA
Daktacort crème ana ad 50 gram
Bereken de concentratie van de hydrocortison in deze crème.

Slide 60 - Open vraag

Zoek eerst de concentraties van de HCA op van beide crèmes.
FNA= 1% is dus 10mg/g Daktacort is 10mg/g. Bereken dan hoeveel HCA per crème en tel dit bij elkaar op.
FNA 25 gram met 10mg/g is dus 250 mg HCA
Daktacort 25 gram met 10/mg is dus ook 250 mg HCA, totaal 500 mg HCA in een totaal van 50 g. 500mg/50g= 10mg/g
Hoe tevreden ben jij over deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 61 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag/vragen heb jij nog over de behandelde lesstof?

Slide 62 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies