Horizon College
Word de beste versie van jezelf

Fiscale Kennis H2 Herhaling

  Fiscale kennis
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

  Fiscale kennis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'fiscus'?
A
aflossen, schulden terugbetalen
B
belastingdienst, staatskas
C
failliet
D
in financiële problemen zittend

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het loon van Nienke wordt elke maand € 570 loonheffing ingehouden.

Welke bewering over deze loonheffing is fout?
A
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.
B
De loonheffing is een vooruit- betaling op de inkomsten- belasting en op een aantal sociale premies.
C
Het bedrag van de loonheffing is niet afhankelijk van de hoogte van het loon.
D
Nienke’s werkgever draagt de loonheffing af aan de Belastingdienst.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het nettoloon:
Brutoloon: € 3.000,-
Loonheffing: € 875,-
sociale premies werknemer: € 150,-
A
€ 1.975,-
B
€ 2.200,-
C
€ 2.050,-
D
Kan niet berekend worden, omdat er gegevens ontbreken.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat behoort niet tot de kosten van de werkgever?
A
Bedrijfskleding
B
Ingehouden loon-heffing van brutoloon
C
Vakantiegeld
D
Werkgeversdeel Sociale lasten

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jayden heeft vakantiewerk gedaan en daarmee € 600 verdiend.
Op zijn loon is € 100 loonheffing ingehouden. Deze gegevens staan op zijn jaaropgave. Jayden heeft recht op teruggave van de loonheffing.
Kies van wie hij de betaalde loonheffing kan terugkrijgen.

A
de belastingdienst, wordt automatisch teruggestort
B
de gemeente, automatisch
C
de werkgever, deze vult het teruggaafformulier in
D
de belastingdiens, maar moet daarvoor zelf wel een aangifte formulier aanleveren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bart krijgt een loonbriefje met daarop het bedrag van de loonheffing. Zijn werkgever houdt dit geld in op zijn loon en draagt het af aan de belastingdienst. De loonheffing is een combinatie van twee heffingen van de overheid.

Noteer uit welke twee heffingen de loonheffing van Bart bestaat.
A
loonbelasting en premies werknemersverzekeringen
B
btw en sociale premies
C
loonbelasting en inkomstenbelasting
D
loonbelasting en premies volksverzekeringen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het nettoloon is:
A
brutoloon minus het werknemersaandeel pensioenpremie minus het werknemersaandeel loonheffing minus inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
B
brutoloon plus overhevelingstoeslag minus het werknemersaandeel pensioenpremie minus het werknemersaandeel loonheffing minus inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
C
brutoloon minus werknemersaandeel pensioenpremie minus de loonbelasting minus het werknemersaandeel premies werknemersverzekeringen
D
brutoloon minus het werkgeversaandeel pensioenpremie minus de loonheffing minus het werkgeversaandeel premies werknemersverzekeringen .

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee beweringen over loonheffing.
I. Loonheffing bestaat uit loonbelasting en alle sociale premies.
II.Loonheffing is een voorschot op de inkomstenbelasting.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?
A
Je krijgt dan een naheffing
B
Je krijgt dan een voorheffing
C
Je krijgt dan automatisch geld terug van de Belastingdienst
D
Er gebeurt dan helemaal niets totdat je zelf actie onderneemt.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de volgende uitspraken over inkomstenbelasting. Welke is juist?
A
Hoe hoger de loonheffing, hoe meer inkomstenbelasting je moet betalen
B
Hoe meer je verdient, hoe hoger het belastingtarief.
C
Inkomstenbelasting is een andere benaming voor loonbelasting
D
Voor de aangifte inkomstenbelasting hoef je alleen je inkomen te weten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werkgeversdeel van de pensioenpremie
A
Verlaagt de loonkosten
B
Verhoogt de loonkosten
C
Verhoogt en verlaagt de loonkosten niet.
D
Verlaagt je nettoloon

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
C
degressief tarief
D
geen antwoord goed

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De auto van de zaak
A
Is een loonkostenpost voor de werkgever
B
Zie je op de loonstrook van de werknemer
C
is belast tegen 25% van de cataloguswaarde
D
is vrijgesteld van loonheffing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joost maakt gebruik van een auto van de zaak waar hij werkt.

Dit is een voorbeeld van...
A
Inkomen in natura
B
Inkomen zonder tegenprestatie
C
Vrij besteedbaar inkomen
D
Loon

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het loon van Nienke wordt elke maand € 570 loonheffing ingehouden.

Welke bewering over deze loonheffing is fout?
A
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.
B
De loonheffing is een vooruit- betaling op de inkomstenbelasting en op een aantal sociale premies.
C
Het bedrag van de loonheffing is niet afhankelijk van de hoogte van het loon.
D
Nienke’s werkgever draagt de loonheffing af aan de Belastingdienst.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee beweringen over loonheffing.
I. Loonheffing bestaat uit loonbelasting en alle sociale premies.
II.Loonheffing is een voorschot op de inkomstenbelasting.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
C
degressief tarief
D
geen antwoord goed

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De auto van de zaak
A
Is een loonkostenpost voor de werkgever
B
Zie je op de loonstrook van de werknemer
C
is belast tegen 25% van de cataloguswaarde
D
is vrijgesteld van loonheffing

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bijtelling auto van de zaak in 2020 bedraagt. Welke bewering is fout?

A
Dit is mede afhankelijk van het jaar van aanschaf van de auto.
B
Is belast tegen 8% voor elektrische auto's en overige 22% van de cataloguswaarde
C
is belast tegen 4% voor elektrische auto's en overige 22% van de cataloguswaarde
D
Is belast tegen 4% voor elektrische en hybride auto's en overige 22% van de cataloguswaarde.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de maandelijkse kosten voor de werknemer.
Cataloguswaarde € 30.000
Elektrische laadpaal bij huis € 3.330,-
Brandstof plug-in hybride diesel.
Belastingschijf 37,35%
A
4% van € 33.330 / 12 * 37,35%
B
8% van € 30.000 * 37,35% / 12
C
37,35% * € 30.000 /12
D
22% van € 30.000 * 37,35% / 12

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die 4 Rolex horloges bezit voor persoonlijk gebruik, moet de waarde daarvan opgeven in box 3
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkomsten uit aanmerkelijk belang vallen in box 2
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als iemand inkomen heeft uit vroegere dienstbetrekking heeft die persoon recht op arbeidskorting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto van de zaak die veel CO2 uitstoot en waarmee meer dan 500 km per jaar prive gereden wordt heeft invloed op je inkomen in box 1.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rente die je betaalt over een lening voor de aanschaf van een bankstel, kun je aftrekken in box 1.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reiskosten voor een beroepsopleiding kun je aftrekken als studiekosten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 aftrekposten op voor de inkomstenbelasting

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 voorbelastingen op voor de inkomstenbelasting

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb je recht op reisaftrek?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De eigenaar van een eenmanszaak haalt iedere maand 2000euro uit de kas voor zijn huishouden.
Hier is sprake van een ......
A
Echte dienstbetrekking
B
Fictieve dienstbetrekking
C
Oneigenlijke dienstbetrekking
D
Geen dienstbetrekking

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bouwvakker ontvangt elke maand 1500 euro arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA)
Hier is sprake van een ......
A
Echte dienstbetrekking
B
Fictieve dienstbetrekking
C
Oneigenlijke dienstbetrekking
D
Geen dienstbetrekking

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een conducteur bij de spoorwegen ontvangt 1800 euro vergoeding voor zijn werk.
Hier is sprake van een ......
A
Echte dienstbetrekking
B
Fictieve dienstbetrekking
C
Oneigenlijke dienstbetrekking
D
Geen dienstbetrekking

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een MBO-er loopt stage bij KLM en krijgt hiervoor een stagevergoeding van 1000 euro per maand.
Hier is sprake van een ......
A
Echte dienstbetrekking
B
Fictieve dienstbetrekking
C
Oneigenlijke dienstbetrekking
D
Geen dienstbetrekking

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke datum dient een factuur uiterlijk te zijn uitgereikt?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nadeel ontstaat voor de koper als deze de factuur te laat ontvangt?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een handelaar in 2e hands goederen valt onder de margeregeling. Hij koopt van een particulier een fiets voor 150 euro. De handelaar verkoopt deze fiets later voor 283,10 via de margeregeling.
Bereken de btw die deze handelaar over deze verkoop moet afdragen.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleine ondernemersregeling geldt alleen voor eenmanszaken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kleine ondernemersregeling geldt alleen voor eenmanszaken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel, Ans heeft geen inkomen. Woont samen met Piet die werkt. Aan welke 3 voorwaarden moeten worden voldaan om toch in aanmerking te komen voor de algemene heffingskorting?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke heffingskortingen heeft iemand die niet werkt, samen woont met iemand die wel werkt recht?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn vrijgestelde prestaties?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef voorbeelden van vrijgestelde prestaties

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De auto en omzetbelasting.
Welke kosten mogen niet teruggevraagd worden?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een suppletieaangifte?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verzekeringen tellen voor het hele volk - premie volksverzekeringen

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de termijn waarom de belastingdienst terug mag komen op zijn definiteve aanslag?
A
5 jaar
B
7 jaar
C
9 jaar
D
altijd

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staat KOR?

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie telt de KOR?
Voor ondernemers met een jaaromzet tot maximaal:
A
12.000 euro
B
15.000 euro
C
20.000 euro
D
25.000 euro

Slide 49 - Quizvraag

Ex btw
Mag een ondernemers die gebruik maakt van de KOR btw terug vragen op zijn inkoopfactuur?
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang mag een ondernemer maximaal gebruik maken van de KOR?
A
2 jaar
B
3 jaar
C
5 jaar
D
7 jaar

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittingen vallen in box 3. Schrijf zoveel mogelijk bezittingen op welke hieronder vallen

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vergoedingen/verstrekkingen vallen onder de Werkkostenregeling (WKR)

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ondernemers moeten inkomstenbelasting betalen?

Slide 54 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen als een klant zijn rekening of een deel van de rekening niet betaalt of na 1 jaar nog niet betaald?

Slide 55 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies